De plaats van de mensheid in Gods doelstelling - deel 3.
De lessen van de pottenbakker

door John H. Essex

De meesten van u die deze woorden lezen zullen op het een of andere moment naar een tentoonstelling zijn geweest, want in de belangrijkste landen van de wereld worden ieder jaar allerlei shows gehouden. Over het algemeen zijn zij ontworpen om instructief te zijn en de belangen te dienen van hen die dingen tentoonstellen. Ze zijn vaak samengesteld uit verscheidene stands, elk zijn eigen thema presenterend. In een reistentoonstelling, bijvoorbeeld, kan de ene stand de grootsheid van de Verenigde Staten uitbeelden, een andere de historische attracties van Engeland, een ander de verschillende manieren om van plaats tot plaats te reizen en weer een ander de voordelen van het kunnen spreken met mensen van vreemde landen. Op iedere stand zullen de beste voorbeelden geplaatst worden die gevonden kunnen worden om het bijzondere thema er van te illustreren en alles zal gedaan worden, door opstelling en lichteffecten, de indruk er van te vergroten.

Nu is dit idee van dingen tentoonstellen om bepaalde feiten te laten zien zeer zeker niet nieuw en is ook door God bij vele gelegenheden gebruikt. Hij heeft bijvoorbeeld de hemelen gevuld met sterren om Zijn majesteit en heerlijkheid te tonen. "De hemelen verhalen de heerlijkheid van El," zegt de Psalmist (Psalm 19:1). Dit is een vertoon dat heel de tijd door gaat. Het was waar in de dagen van David, toen de Psalm werd geschreven. Het was waar terug in Abrahams tijd, want werd hem niet verteld naar de hemelen te staren en de sterren te tellen en te zien of het mogelijk was ze te tellen? Het is vandaag nog waar. Het is een kolossaal vertoon van Gods grootheid en kracht, zowel in de schepping als in de controle over zo'n menigte aan hemellichamen, en het wordt voor ons dag en nacht herhaald. "Dag na dag uit Hij deze woorden en nacht na nacht maakt Hij deze kennis bekend" (Psalm 19:2).

En naar welke aspecten van de schepping we ook kijken, of het nu naar het oneindig grote is of naar het oneindig kleine, we vinden de majesteit van God tentoon gesteld. Ja, zoals Paulus ons herinnerd in het begin van zijn brief aan de Romeinen, de prestaties van God zijn door Hem vanaf de schepping van de wereld gebruikt om Zichzelf aan de mensheid bekend te maken, zodat niemand een excuus zal hebben als hij er niet in slaagt Hem de dank te geven die Hem rechtens toekomt. In Hem leven en bewegen en zijn wij (Hand. 17:28), en alles om ons heen geeft hier getuigenis van, zodat alleen al op deze grond, zonder verwijzing naar de Schrift, wij voorbereid zouden zijn God te erkennen als onze Schepper, Voorziener en Onderhouder.

Maar om van het algemene naar het bijzondere over te gaan, we vinden één speciale manier waarop God koos een portret van Zichzelf te tonen, en dit was in de persoon van Zijn Zoon. "Heer! Toon aan ons de Vader," zei Filippus tot Jezus. Jezus vertelde hem: "Die Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien!" (Joh. 14:8.9). Christus is het ware Beeld van de onzichtbare God en in de persoon van Jezus worden alle facetten van de Vader onthuld.

Maar laten we nu kijken naar een bijzonder voorval in de Hebreeuwse Schrift, waar God een van Zijn profeten uitnodigde iets waar te nemen dat God de gelegenheid zou geven aan hem Zijn bedoelingen met betrekking tot Zijn volk, Israel, uit te leggen. We denken aan de gelegenheid toen Jeremia het huis van een pottenbakker bezocht. Laten we lezen uit Jeremia 18.

"1 Het woord dat kwam tot Jeremiah van JAHWEH, zeggend:
2 Sta op en daal af naar het huis van de pottenbakker en daar zal Ik jou Mijn woorden aankondigen.
3 En ik daal af naar het huis van de pottenbakker en zie!, hij maakt een werk op de stenen.
4 Maar het vat dat hij maakte van de klei wordt vernietigd door de hand van de pottenbakker. En hij keerde terug en hij maakte een ander vat, zoals het juist is in de ogen van de pottenbakker om het te maken.
5 En het woord van JAHWEH komt tot mij, zeggend:
6 Ben Ik niet in staat om met jullie te doen zoals deze pottenbakker, huis van Israel, is de verzekering van JAHWEH. Zie!, zoals de klei in de handen van de pottenbakker, zo zijn jullie in Mijn hand, huis van Israel!
7 In een ogenblik spreek Ik over een natie en over een koninkrijk, om het uit te rukken en om het af te breken en om het te vernietigen.
8 maar keert die natie, waarover Ik sprak, terug van zijn kwaad, dan berouw Ik over het kwaad dat Ik ontwierp om aan hen te doen.
9 En in een ogenblik spreek Ik over een natie en over een koninkrijk, om het te bouwen en te planten,
10 maar doet men het kwade in Mijn ogen, zodat zij niet naar Mijn stem luisteren, dan berouw Ik over het goede waarover Ik sprak, om hen goed te doen.
11 En nu, spreek alstublieft tot de man van Juda en tot die verblijven in Jeruzalem, zeggend: Zo zegt JAHWEH: Zie!, Ik vorm tegen jouw kwaad ... "

In deze passage hebben we God Die een klein toneeltje in een pottenbakkerhuis gebruikt om verscheidene vitale waarheden te illustreren, waarheden van het allerhoogste belang en grootheid, grote goddelijke principes die, hoewel hier toegepast op Israel, doorheen de aionen algemene regel zijn voor allen. Hier hebben we een pottenbakker met een voorwerp in zijn handen dat hij zojuist heeft gemaakt en hij vindt er een onvolkomenheid in, dus perst hij het onmiddellijk samen in zijn handen en maakt het opnieuw, een ander voorwerp, zoals de pottenbakker het goed vindt om te doen. De lessen die we van dit simpele voorbeeld van het handwerk van de pottenbakker leren zijn vele.

Ten eerste: de pottenbakker heeft de macht om met wat in zijn hand is te doen naar zijn wil. Op gelijke wijze heeft God de macht om te doen wat Hij wil met wat er ook maar in Zijn hand is. Het huis van Israel was in Gods hand; zij waren Zijn volk. "Ben Ik niet in staat om met jullie te doen zoals deze pottenbakker, huis Israel?" zegt de Heer.

Ten tweede: de pottenbakker heeft niet alleen de macht, maar ook het recht te doen wat hij wil met wat er ook maar in zijn hand is. Paulus benadrukt dit punt wanneer hij, in de geest, een soortgelijke pottenbakkerij bezoekt, want hij zegt in Romeinen 9:20,21: "O mens! Sterker nog! Wie ben jij, die tegen-antwoord geeft aan God? Het gemodelleerde zal toch niet tot de modellerende uitspreken: "Waarom maak jij mij zo?" Of heeft de pottenbakker niet de autoriteit van het leem, om vanuit hetzelfde kneedsel het ene te maken dat inderdaad tot eervol voorwerp is en het andere tot in oneer?" Het recht ligt bij de pottenbakker, niet bij de klei, en wanneer de pottenbakker onvolkomenheden vindt in het voorwerp dat in zijn handen is, dan heeft hij het recht het te vernietigen en het opnieuw te maken. En God heeft het recht dit met Israel te doen, dat in Zijn hand ontsierd werd.

Ten derde: het ontsierde voorwerp verlaat nooit de hand van de pottenbakker. Het wordt pas tentoongesteld als de maker er van overtuigd is dat het perfect geschikt is voor het gebruik waarvoor hij het heeft ontworpen. Israel heeft, ondanks al haar onvolkomenheden, nooit de hand van de Pottenbakker verlaten. God heeft haar altijd veilig bewaard.

Ten vierde: de pottenbakker kan zowel vernietigen als scheppen en van deze handelingen van de pottenbakker leren we de grote waarheid dat God zowel goed als kwaad kan scheppen. De profeet Jesaja vertelt ons dat God de Schepper van het kwaad is Vormer van licht en Schepper van duisternis, Maker van welzijn en Schepper van kwaad. Ik, JAHWEH, ben Maker van al deze. [Jes. 45:7]; de profeet Jeremia vertelt ons dat God, bij gelegenheid, kwaad formeert. "Zo zegt JAHWEH: Zie!, Ik vorm tegen jouw kwaad" (Jer. 18:11). Maar wanneer God dat doet komt er altijd iets goeds uit naar voren, zoals toen Hij Zijn eigen Zoon kruisigde. Maar het waren toch mensen die de Heer van de heerlijkheid kruisigden? Ja, dat deden ze, maar zij waren slechts de instrumenten om Gods doelstelling te bewerken. Petrus, op de Pinksterdag, spreekt van Jezus als Deze, naar de bepaalde raad en voorkennis van God uitgeleverd..." (Hand. 2:23). Later, in zijn eerste brief, schrijft hij over "het kostbare bloed van Christus, als van een smetteloos en vlekkeloos lam, tevoren gekend zijnde, ja vóór de neerwerping van de wereld" (1 Petr. 1:19,20). Johannes verwijst in Openbaring 13:8 naar "het Lammetje, het afgeslacht zijnde vanaf de neerwerping van de wereld."

Deze neerwerping van de wereld was, zoals we al eerder opgemerkt hebben, die gebeurtenis aan het begin van Genesis die chaos en duisternis ten tonele bracht en de oorspronkelijke schepping onder water zette, voordat de Geest van God bewoog over de oppervlakte van de wateren en licht ten tonele bracht. Dit was het punt waar het Lammetje werd geslacht, en de mensheid bestond toen nog niet. Hoe zou wie van de zonen van Adam verantwoordelijk kunnen zijn voor deze voortijdse beslissing van God?

Zo geeft het vertoon in het huis van de pottenbakker ons de echte verklaring van kwaad in de hand van God. Het bestaat opdat Hij alle defecten zal kunnen uitwissen zodat de uiteindelijke uitkomst zal zijn tot Zijn heerlijkheid.

En laten we nu een vijfde punt opmerken. De pottenbakker maakt het voorwerp opnieuw, hij repareert het niet. Wanneer Gods doelstelling met betrekking tot Israel bereikt zal zijn, zal het niet uitlopen op een lappendeken. Er zullen geen verborgen gebreken zijn. En dit is waar voor al Gods schepselen. Wanneer iets ontsierd raakt moet het weer opnieuw gemaakt worden. God zegt niet: "Zie, Ik lap alles op!" maar "Zie, ik maak alles nieuw!"

En, een zesde punt, wanneer God nieuwe dingen maakt doet Hij dat zoals het Hem goed dunkt. De pottenbakker maakt het weer tot een ander voorwerp, zoals het voor de pottenbakker goed lijkt om te doen. Ooit, tijdens een vakantie, zag ik dit kleine toneeltje in het huis van de pottenbakker uitgebeeld worden, precies zoals Jeremia het beschrijft. Het was in een kleine pottenbakkerij in het zuiden van Wales en boven de deur waren de woorden van Romeinen die al geciteerd zijn, alleen waren zij natuurlijk in de meer bekende weergave van de King James vertaling (vertaald): "Heeft niet de pottenbakker macht over de klei, om van dezelfde klomp een voorwerp tot eer en een ander tot oneer te maken?"

Terwijl we naar de pottenbakker keken, had hij een vaas in zijn hand. Iets er aan beviel hem niet, want hij vernielde het werkstuk onmiddellijk, klapte de klei weer terug op het ronddraaiende wiel en zijn vingers begonnen een schaal te vormen. Hij oefende zijn voorrecht uit om te maken wat hem beviel met wat in zijn hand was, en het was niet hetzelfde als tevoren. Dat had zo kunnen zijn; hij had een andere vaas kunnen maken, maar deed het niet. Hij maakte iets anders, iets verschillends. En dit opent een wijd veld voor overweging als we dit willen onderzoeken, hoewel dit niet strikt relevant is voor de context van Jeremia, die alleen betrekking heeft tot Israel.

Indien wij, bijvoorbeeld, kijken naar de nieuwe schepping in Christus als de prestatie van een goddelijke hand (wat het zeker is - wij zijn "van Hem, een maaksel dat geschapen wordt in Christus Jezus voor goede werken die God van tevoren gereed maakt, opdat wij in hen zouden wandelen" (Efe. 2:10), dan is het zeker niet op dezelfde wijze vorm gegeven als het oude. "Zodat: indien iemand in Christus is, die is een nieuwe schepping. De dingen van de begintijd gingen voorbij. Neem waar, nieuwe dingen zijn geworden!" (2 Kor. 5:17). En onze nieuwe lichamen zullen in de opstanding niet zijn als deze lichamen van vernedering die we nu bezitten; ze zullen gelijkvormig gemaakt worden aan het lichaam van Christus' heerlijkheid. En de nieuwe hemelen en de nieuwe aarde zullen niet zijn als de oude hemelen en de oude aarde, die verwoest zullen worden, want het eerste zal niet herinnerd worden of zelfs maar ter sprake worden gebracht.

"Sta op en daal af naar het huis van de pottenbakker en daar zal Ik jou Mijn woorden aankondigen."

God is een ideale Instructeur, maar als we van Hem willen leren moeten we naar de plaats gaan waar hij ons zendt. Jeremia ging naar het huis van de pottenbakker; wij moeten naar de Schrift gaan. Wij zullen geen licht over Gods karakter en bedoelingen vinden in de filosofieén van de wereld; zonder uitzondering leren zij ons dat we moeten proberen iets beter te maken uit wat reeds bestaat, hoe ontsierd of hoe onvolkomen dat ook moge zijn. Sommigen zijn zo optimistisch dat zij preken dat we geleidelijk aan vooruit gaan naar perfectie door een proces van evolutie, ondanks bewijzen aan alle kanten dat morele standaarden vandaag veel lager zijn dan ze zelfs maar een paar jaar geleden waren.

Echt, Gods wegen zijn niet de wegen van de mens en de wijsheid van de mens is domheid bij God, om de simpele reden dat ze volhardend het basisprincipe negeert dat God nooit repareert, maar altijd nieuw maakt. En wanneer Hij nieuw maakt vraagt Hij niemand anders om raad, maar doet het op een manier die Hem een genoegen doet. Hij werkt alles in overeenstemming met de raad van Zijn wil.

De lessen die in het huis van een pottenbakker geleerd kunnen worden zijn vele en verscheiden. Het Hebreeuwse woord yahtzar of itzr, in Jeremia 18 vertaald met "pottenbakker," wordt in andere plaatsen ook wel vertaald met "vorm" of "vormer." En wanneer we in Genesis 2:7 lezen dat de Here God (Jahweh Elohim) de mens vormde van de aarde van de grond, dan hebben we een beschrijving van de Pottenbakker Die aan het werk is. Kunnen we niet Zijn handen zien vormgeven aan een voorwerp in Zijn eigen Beeld of gelijkenis? Heel de mensheid is in de handen van de Pottenbakker, en als de mensheid in Zijn handen ontsierd raakt, dan hebben we de schriftuurlijke zekerheid van een nieuwe mensheid, een waarin geen ontsiering is.

Een paar jaar geleden sloten we, sprekend over dit onderwerp, af door op te merken dat er maar één Pottenbakker is. Voor ons is slechts één God. Alles is uit Hem. Een broeder herinnerde ons er aan dat er slechts één klei is. Ja, heel de mensheid is uit dezelfde voorraad, en van hetzelfde kneedsel kan God een voorwerp tot eer en een tot oneer maken. Dat wil zeggen, er is niets wezenlijk verschillend in de samenstelling van hen die voorbestemde voorwerpen van eer en van hen die voorbestemd zijn om voorwerpen van oneer te zijn. Het basis-ingrediënt is hetzelfde. Wij zijn allemaal uit hetzelfde kneedsel, uit dezelfde klei. Laten we dit altijd onthouden. Als we over onszelf denken als gekozen door God, is dit niet vanwege enige waarde in onszelf. Wij zijn niet fundamenteel verschillend van onze mede-mensen; wij hebben in onszelf niets om over te roemen.

In de handen van de pottenbakker is de klei machteloos, maar in zijn handen kan het aangepast worden voor ieder gebruik dat de pottenbakker maar kan vaststellen. En de mensheid is in de handen van God net zo onmachtig, maar toch kan ze door Hem gebruikt worden om het doel te bereiken waarvoor ze in Zijn Beeld en gelijkenis werd geschapen. Zelfs de Here Jezus werd iemand van klei. Hij kwam in de gelijkenis van de mensheid maar Zichzelf leeg maakte, de gedaante van een slaaf in ontvangst nemend, in gelijkenis van mensen wordend en in Zijn manier van doen gevonden wordend als een mens [Filip. 2:7]. Hij werd uit een vrouw geboren en zo de vorm gegeven waarin Hij moest dienen en de wil van God doen. Het vlees dat Hij droeg was het vlees van de mensheid. Hoewel Hij Zelf zonder zonde was, omdat Hij het leven rechtstreeks van Zijn Vader had ontvangen, kwam Hij toch in de gelijkenis van het vlees van de zonde, opdat Hij de zonde in het vlees zou veroordelen Want het onmogelijke van de wet, in dat ze zwak was door het vlees, veroordeelt God, Zijn Zoon zendend in gelijkenis van vlees van zonde en aangaande de zonde, de zonde in het vlees. [Rom. 8:3]. In uiterlijk was Hij gelijk aan iedere andere man; Zijn vlees was hetzelfde als het vlees van iedere man, blootgesteld aan dezelfde onlosmakelijke passies en lusten, die echter in Zijn geval altijd onder volledige controle werden gehouden door Zijn God-gegeven Geest. Als dat niet zo zou zijn, hoe zou Hij dan door de Tegenstander getest zijn geworden op de manier waarop dat gebeurde? Satan testte Hem in Zijn verzwakte staat aan het einde van een veertig dagen durend vasten door een beroep te doen op de verlangens van het vlees. Jezus weerstond de aanvallen door het uitoefenen van de krachten van Zijn Geest. In Christus vond de mensheid haar hoogste uitdrukking; Hij is de Zoon van de mensheid. Maar laten we niet vergeten dat Hij ook de Zoon van God is en in Hem vindt God de vervulling van alles dat Hij in gedachten had toen Hij de mensheid schiep.

Hoewel alle miljoenen menselijke wezens, die afstammen van Adam, uit zichzelf niets kunnen bereiken - "alles is ijdelheid" - kan God toch, door de Ene Die kwam in de gelijkenis van de mensheid en feitelijk geboren werd uit een vrouw, alles bereiken en kan Hij door Hem allen met Zichzelf verzoenen, of het nu in de aarde of in de hemel is en door Hem het al wederzijds te verzoenen tot in Hem, vrede makend door het bloed van Zijn kruis, door Hem, hetzij de dingen op de aarde, hetzij de dingen in de hemelen [Kol. 1:20].

Het huis van de pottenbakker

"Go to the potter's house!" There comes a call,
And, like the prophet, I must needs obey.
Upon the wheel a shapeless mass of clay
Assumes at once a form symmetrical
Beneath the master's fingers. Slim and tall,
A lovely vase arises to display
Its maker's skill, as well it seems it may;
Till, with a suddenness, which must appall,
The potter crushes it in one sharp blow.
A hidden flaw has caused its swift return
To former state. Fresh turns the wheel, and lo!
A perfect bowl is formed. Thus I discern
The hand of God, Who only will destroy
To make anew for His transcendent joy.

Naar deel 4




© Grace and Truth Magazine