De titel van dit artikel is genomen uit Paulus' tweede brief aan de Korinthiërs, hoofdstuk 5, vers 18, en we citeren de Concordante weergave, die het dichtst bij het oorspronkelijke Grieks is. In de King James vertaling leest het "Alle dingen zijn uit God," maar het woord "dingen" staat niet in het origineel. Het letterlijke vertaling luidt: "Alles is uit de God."
Hier gebruikt Paulus deze zinsnede in verband met het grote leerstuk van verzoening, maar elders gebruikt hij het in andere verbanden. Bijvoorbeeld: in 1 Korinthe 8:6 schrijft hij: "er is voor ons maar één God, de Vader, uit Wie het al is," en elders, in hoofdstuk 11 vers 12, vinden we dezelfde uitdrukking. "Alles is uit God."
Het schijnt duidelijk dat de apostel een fundamentele waarheid herhaalt, en die op een andere manier toepast op bijzondere themas die hij aan het ontwikkelen is. We zouden het willen verbinden met Romeinen 11, de verzen 33 tot 36, waar hij er over schijnt uit te wijden. Hier lezen we, opnieuw concordant vertaald:
"O diepte van rijkdom en wijsheid en kennis van God! Hoe ondoorgrondelijk zijn Zijn oordelen en hoe onnaspeurlijk Zijn °wegen! Want wie kende het denken van de Heer, of wie werd Zijn raadgever? En wie geeft eerst aan Hem, en het zal hem terug betaald worden? Want uit Hem en door Hem en tot Hem is het al. Hem zij de heerlijkheid tot in de aionen. Amen"
Zouden we een meer passende tekst kunnen vinden dan deze om de hele Schrift samen te vatten? Alles is uit Hem, en door Hem en voor Hem." Hier hebben we een begin, de voortgang en de voleinding! Vanaf de verre tijd toen Zijn doelstelling werd bedacht, doorheen iedere fase van de ontwikkeling, tot het volledig is bereikt, is alles uit God! Zijn denken en Zijn vakmanschap zijn te zien in iedere stap naar de vervulling er van.
"Alles is uit God." Weet u wat er met het woord "Alles" wordt bedoeld? Stel, om een illustratie te geven, er wordt een vergadering uitgeschreven, waarbij 100 afgevaardigden aanwezig zouden moeten zijn, en de voorzitter vraagt: "Zijn allen hier, kunnen we beginnen?" Iemand antwoordt "Nee, meneer Smith is er nog niet." Uit dit voorbeeld kunnen we zien dat, zelfs als er negen en negentig van de honderd aanwezig zijn, het niet waar zou zijn te zeggen allen hier waren.
In 1 Korinthe 15:22 lezen we: "Want evenals in Adam allen stervend zijn." Betekent dit allen, of bijna allen? Honderd procent, of negen en negentig procent? Natuurlijk betekent het iedereen, en, zo stellen wij, is dat zo in de begeleidende zinsnede: "zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden". En toch, hoe vaak is deze tekst verdraaid geworden om te kunnen lezen: "Allen in Christus zullen levend gemaakt worden," in een poging ze te beroven van de alomvattendheid van dat woordje "allen."
Opnieuw, nu in Romeinen 3:23, "Want allen zondigden en hebben gebrek aan de heerlijkheid van God." Betekent dit iedereen of vrijwel iedereen? Als er ook maar één uitzondering zou zijn geweest op deze universele waarheid, één man die in staat zou zijn geweest zijn broeder te verlossen, waar zou dan de noodzaak zijn voor God om Zijn eigen Zoon vanuit de hemel te zenden om de mensheid te redden?
Andere plaatsen met "allen" komen al snel op. Genesis 12:3 (Gods belofte aan Abraham), "En in jou worden alle families van de grond gezegend." Alle families, of vrijwel alle families? 1 Timotheüs 4:10. "dat wij vertrouwd hebben op de levende God, Die redder is van alle mensen." Allen, of alleen zij die geloven? De context laat duidelijk zien dat "allen" echt allen betekent, want de hele passage leest "dat wij vertrouwd hebben op de levende God, Die redder is van alle mensen, speciaal van gelovigen." Op gelijke wijze in Galaten 6:10. "Daarom dan: als we de gelegenheid hebben, werken wij het goede voor allen, maar speciaal voor de familieleden van het geloof." Hier sluit het woord "allen" hen in die buiten en die binnen de familie van het geloof zijn; net zoals de voorgaande passage omsluit het de ongelovigen en de gelovigen.
Wordt de zinsnede "vrijwel allen[of alles]" ooit in de Schrift gebruikt? Ja, precies één maal. In Hebreeën 9:22 vinden we dit: "En vrijwel alles wordt gereinigd in bloed, naar de wet." Hier worden we gerechtigd het woord "vrijwel" te gebruiken, want het staat in het oorspronkelijke Grieks; maar laten we het niet geestelijk invoegen in andere plaatsen waar het niet voorkomt. Nu terug gaande naar 2 Korinthe 5:17,18 en ons herinnerend dat de verdeling in genummerde verzen niet geïnspireerd is, lezen we: "Daarom: indien iemand in Christus is, die is een nieuwe schepping. Het oude ging voorbij. Neem waar! Het is nieuw geworden! En dit alles is uit God."
Ja, de nieuwe schepping is net zo goed uit God, en in Christus, als de oorspronkelijke was, en wanneer deze nieuwe schepping, waarvan wij als gelovigen deel van de eerstelingen zijn, uitgebreid zal worden om het hele universum te omvatten, dan zullen allen, en zal alles, zeker uit God zijn, en door Hem EN VOOR HEM. God zal dan Alles in allen zijn.
Welke deel hebben wij in het onszelf vormen als een nieuwe schepping? We lezen in Efeze 1 dat God ons in Christus koos vóór de nederwerping van de wereld, in liefde ons tevoren bestemmend voor de plaats van een zoon voor Hem door Christus Jezus. Welk deel hadden wij in deze transactie? Waar waren wij bij de nederwerping van de wereld? Maar God, Die het einde ziet van bij het begin, en van oude tijden de dingen die nog niet zijn gedaan, koos ons in feite toen! Toch niemand zou willen veronderstellen dat de klei iets te zeggen heeft over de manier waarop het door de pottenbakker gevormd zal worden? Wij hebben in de handen van God net zoveel te vertellen.
Om een andere illustratie te gebruiken: onze positie lijkt op die van een passagier op een schip. Hij heeft helemaal niets te zeggen over de leiding van het vaartuig. De koers en bestemming er van worden beslist en gecontroleerd door de kapitein; het meest nuttige dat hij kan doen tijdens de reis, is het dienen van het gemak van zijn medepassagiers, in het bijzonder van die in zijn eigen klasse. Op gelijke wijze is het ons voorrecht op aarde te werken ten goede van allen, maar in het bijzonder voor de familie van het geloof, en de leiding over het schip over te laten aan de Kapitein van onze redding.
Waarin onze positie verschilt van die van de passagier, is dat hij gewoonlijk kan kiezen op welk schip hij aan boord zal gaan. Wij hebben zelfs die keuze niet. De oorspronkelijke schepping had in het geheel geen keuze over de vorm waarin ze zou worden gemaakt; en dat heeft ook de nieuwe schepping niet. Het zou geen schepping zijn als het die had, maar meer een hervorming, een overzetting van hoop, kracht en wijze van leven van de ene vorm van bestaan naar een andere. In plaats daarvan worden deze dingen nieuw geschapen en aanvaarden we en stellen ze nu op prijs door geloof, wat op zich een geschenk van God is, heel goed wetend dat op Zijn eigen, gepaste tijd, en zonder enige twijfel zij in heerlijke werkelijkheid de onze zullen worden. Dan zal God ons een lichaam geven zoals het Hem goed dunkt, maar in Zijn ogen zijn we nu al nieuwe schepselen, want Hij is "de God Die de doden levend maakt en het niet bestaande als bestaand roept"(Rom. 4:17;SW). En als God ons nu al nieuwe schepselen wil noemen, dan hebben we zeker het recht onszelf als zodanig te beschouwen.
Tenslotte komen we bij de sublieme passage van Romeinen 8:28. De King James vertaling begint met te zeggen: "En wij weten dat alle dingen medewerken ten goede." Waarom laat men God weg, terwijl God wel degelijk in Griekse origineel staat? De concordante weergave is:
"En wij hebben waargenomen dat voor hen die liefhebben, God alle dingen doet samenwerken ten goede van degenen die naar Zijn doelstelling geroepenen zijn, omdat die Hij tevoren kent, Hij ook tevoren bestemt tot gelijkvormigheid aan het beeld van Zijn Zoon, opdat Hij de eerstgeborene zal zijn onder vele broeders, en die Hij tevoren bestemt, dezen roept Hij ook, en die Hij roept dezen ook rechtvaardigt Hij, en die Hij rechtvaardigt, dezen verheerlijkt Hij ook! Wat dan zullen wij van deze dingen zeggen? Indien God voor ons is, wie zal tegen ons zijn? Die zelfs Zijn eigen Zoon niet spaart, maar voor ons allen overgeeft, hoe zal Hij ook niet, samen met Hem, ons alle dingen genadevol schenken?"
(Rom. 8:28-32;SW)
"Alles is uit God." Alles of vrijwel alles? Het enige wat God van onze kant verlangt is dat we Hem zouden liefhebben voor al het goede dat Hij voor ons doet medewerken. En denk er aan, wanneer we God liefhebben, hebben we Hem lief Die eerst ons liefhad.