In deze studie gaat onze aandacht uit naar het spreken in tongen.
De eerste keer dat spreken in tongen wordt genoemd is te vinden in Markus 16:17.
"En tekenen zullen dezen ten volle volgen die geloven in Mijn °naam. Zij zullen demonen uitwerpen. Zij zullen in nieuwe talen [tongen] spreken."
Volgens het evangelie van het Koninkrijk van de Hemelen (het enige op dat moment bekende evangelie), was spreken in tongen een zekere aanwijzing van geloof. Het Griekse woord voor tongen is "glossa," taal. Het wordt gebruikt voor de tong in iemands mond en voor het communiceren met een ander door het gebruik van woorden. Ik zal deze twee betekenis onderling uitwisselbaar gebruiken.
De vervulling van de belofte van Markus 16:17 is te vinden in Handelingen 2:4.
"En zij worden allen gevuld met heilige geest en zij beginnen te spreken in andere talen, zoals de geest hen gaf voor te dragen"
(Hand. 2:4;SW)
Volgens 6:11 begrepen zij die hen in talen hoorden spreken duidelijk wat er werd gezegd. Het evangelie van het Koninkrijk der Hemelen werd in vele vreemde talen verkondigd aan Joden die uit alle delen van dat deel van de wereld naar Jeruzalem waren gekomen.
Het spreken in talen wordt in slechts drie boeken van het Oude Testament genoemd - Markus (16:17), Handelingen (2:4,
11; 10:46; 19:6), I Korinthe (12:10, 28; 14).
Spreken in talen was een geschenk, omdat degene die deze gave bezat onmiddellijk kon spreken in een vreemde taal, zonder die eerst te hoeven leren. Dit is wat gebeurde op de Pinksterdag en ook op andere momenten.
De toestand van de gelovigen in Korinthe moet in aanmerking genomen worden wanneer we met dit onderwerp omgaan. In 1 Korinthe 3:1-3 noemde Paulus de gelovigen "vleselijk" (twee maal) en "onmondigen in Christus" (één maal). Hij zei ook dat ze niet geestelijk waren, en dat hij hen niet kon voeden met het vlees van het woord, maar met melk, omdat zij niet in staat waren het solide onderwijs van het woord van God te verteren.
Het spreken in tongen dat in 1 Korinthe 12 en 14 wordt genoemd, is dezelfde gave die in het boek Handelingen wordt genoemd. Er is geen aanwijzing dat deze gave van talen ooit veranderde of anders van karakter of doelstelling werd. Paulus en Lukas gebruikten dezelfde woordenschat bij het vermelden van deze gave. De enige conclusie die we kunnen trekken is dat dit dezelfde gave was, en dat God toestond dat ook de heidense gelovigen deze gave voor een tijd bezaten, tijdens de Handelingen periode.
Hoewel de gave van spreken in talen oorspronkelijk was gegeven aan de natie Israel (Markus 16:17; Handelingen 2:4), laat een passage in Romeinen ons zien dat de vroege heidenen ook deze gaven bezaten.
"maar nu ga ik naar Jeruzalem, bedienend aan de heiligen. Want Macedonië en Achaje verheugen zich een bijdrage te geven aan de armen onder de heiligen die in Jeruzalem zijn. Want zij verheugen zich en zijn ook schuldenaren van hen, want indien de heidenen deelnemen aan hun geestelijke goederen, horen zij ook met hen hun vleselijke dingen te dienen"
Rom. 15:25-27;SW)
Niet alleen leren we van de liefde van de geredde heidenen voor hun Joodse broeders, we leren ook dat de "geestelijke dingen" identiek zijn aan die van 1 Korinthe 12 en 14.
- De "zij" van Macedonië en Achaje van vers 26 zijn de heidense gelovigen van vers 27.
- In het Grieks kan het woord "indien" in vers 27 ook met "aangezien" vertaald worden. De heidense gelovigen namen deel aan enkele van Israels geestelijke dingen - hun gaven.
- De "hun" in de zinsnede "hun geestelijke goederen" verwijst naar de Joodse heiligen (27).
- De "geestelijke goederen" van 27 is hetzelfde woord als gebruikt wordt in 1 Korinthe 12:1 en 14:1, vertaald met "geestelijk." Het is het Griekse woord pneumatikos, wat "geestelijk" betekent, en onzijdig-meervoud is in alle drie verzen. Het zou met "geestelijke dingen" vertaald moeten worden. De King James heeft de woorden "gifts" [geschenken] cursief gedrukt. De gedachte aan "geschenken" komt uit 1 Korinthe 12:4, waar "gifts" [geschenken] wordt gebruikt.
- Er zijn geen "onbekende" tongen of talen. De KJAV voegde zes maal cursief het woord "onbekend" toe, in 1 Korinthe 14 (verzen 2, 4, 13, 14, 19, 27).
Dit heeft geleid tot zeer slechte theologie in verband met dit onderwerp, zelfs inclusief de gedachte aan spreken in een hemelse- of engeltaal. Alle talen die in Handelingen 2 werden gesproken waren bekende talen.
In 1 Korinthe 14 noemde Paulus acht gevallen van misbruik in verband met spreken in tongen. Gedurende die tijd was het correct om in talen te spreken, en Paulus moedigde hen zelfs aan het te doen (1 Kor. 14:39), maar het diende op de juiste wijze gedaan te worden om zo de Heer een genoegen te doen.
De hele brief van 1 Korinthe is corrigerend van aard, en hoofdstuk 14 is een uitstekend voorbeeld hiervan. Wanneer dit hoofdstuk wordt bestudeerd in samenhang met Handelingen 2, is het contrast opvallend.
De gelovigen in Korinthe spraken tot God. Dit is te zien in vers 2.
"wie spreekt in taal spreekt niet tot mensen, maar tot God"
In Handelingen 2 spraken de gelovigen tot mensen van hun eigen ras.
"Nu waren in Jeruzalem Joden wonend, vrome mannen uit alle natiën van hen die onder de hemel zijn. Maar toen dit geluid ontstond, kwam de menigte samen en werd verward, omdat een ieder hen in de eigen taal hoorde spreken"
(Hand. 2:5,6;SW)
De Korinthiërs waren schuldig aan het compleet omdraaien van Gods doel met het spreken in talen. In Handelingen 2 was het doel van deze gave om het evangelie van het Koninkrijk van de Hemelen te preken aan Joden die in Jeruzalem waren voor het Pinksterfeest. In Korinthe gebruikte men deze gave om tot God te spreken, wat uiteraard onnodig was, want zij konden in hun eigen taal tot God spreken. Dit was een misbruik van een door God gegeven gave, en het leidde tot andere misbruiken die in 1 Korinthe 14 genoemd worden.
De Korinthiërs spraken in geheimen.
"Want niemand hoort het, maar hij spreekt geheimen door de geest."
(1 Kor. 14:2;SW)
In Handelingen 2 spraken zij in talen spraken de werken van God. Handelingen 2:11 stelt:
"Kretenzen en Arabieren, wij horen ze spreken in onze talen over de grootheid van God."
Wat een contrast!
In Korinthe konden zij die in geheimen spraken niet door mensen verstaan worden. Waarom? Omdat het woord "geheim" hier verstaan wordt in de foute zin van verwijzen naar de mysterie-religies, die in overvloed bij de heidenen aanwezig waren. Mysteriën zijn geheimen, en ongeacht of het nu goede of slechte geheimen waren, de Korinthiërs konden elkaar niet verstaan. Maar zij die in Handelingen 2 genoemd werden begrepen wat er tot hen werd gesproken.
De Korinthiërs bouwden zichzelf op door het gebruik van deze gave.
"Wie spreekt in taal bouwt zichzelf op, maar wie profeteert bouwt de ecclesia op."
1 Kor. 14:4;SW)
Het contrast is hier niet met Handelingen 2, maar met een andere gave - de gave van profetie. Zij gebruikten de gave van talen om zichzelf op te bouwen, en niet de gave van profetie, die het element van onderwijs in zich heeft. Paulus toonde in een aantal verzen in 1 Korinthe 14 aan dat de gave van profetie van meer belang is dan de gave van talen (:5, 12, 24-25).
De dingen die opbouwen zijn goddelijke liefde (1 Kor, 8:10) en de gaven van Efeze 4:11-12, waarvan profetie eer één is. De gave van talen kan niemand opbouwen. Het gebruiken van een gave voor persoonlijke opbouw is verkeerd.
De Korinthiërs gebruikten deze gave om mee te bidden.
"Want indien ik zou bidden in een taal, dan bidt mijn geest, maar mijn denken is vruchteloos."
(1 Kor. 14:14;SW)
Let op wat vers 15 zegt.
"Wat is het dan? Zal ik bidden in de geest? Maar ik zal ook bidden met mijn verstand! Ik zal muziek spelen in de geest, maar ik zal ook muziek spelen met het verstand!"
Paulus bedoelde dat wanneer je tot God bidt, de geest en het verstand in overeenstemming dienen te zijn, weten wat er wordt gezegd. Hetzelfde gaat op voor zingen. Dit sluit de gave van tongen uit als middel om tot God te bidden. De gave van tongen werd niet gegeven voor het doel van bidden tot God. Een gelovige dient tot God te bidden in de taal die hij of zij dagelijks gebruikt. Dit is de taal die God van ons verwacht wanneer we bidden.
De Korinthiërs beoefenden deze gave in verband met gelovigen.
"Daarom zijn de talen tot teken, niet voor de gelovigen, maar voor de ongelovigen"
(1Kor. 14:22;SW)
Dit vers bevestigt het feit dat deze gave dezelfde gave is die in Handelingen 2 werd uitgeoefend. De gave van talen is een teken gave, en onze Heer noemde die ook in Markus 16:17.
"En tekenen zullen dezen ten volle volgen die geloven in Mijn naam. Zij zullen demonen
uitwerpen. Zij zullen in nieuwe talen spreken"
Het Joodse volk had tekenen van God nodig.
"in feite verlangen Joden tekenen en zoeken Grieken wijsheid"
(1Kor. 1:22;SW)
De Korinthiërs draaiden de richting van deze gave om. In plaats van de gave uit te oefenen in de aanwezigheid van ongeredden, zoals dat gebeurde in de Pinksterdag, spraken zij in talen in de aanwezigheid van gelovigen. Het was de gave van profetie die voor gelovigen was, niet de gave van talen.
"Maar de profetie is niet voor de ongelovigen, maar voor de gelovigen"
(1 Kor. 14:22;SW)
De Korinthiërs waren verward. Dit was te wijten aan hun vleselijke toestand, en vanwege het feit dat ze onmondigen in Christus waren.
De gelovigen spraken ineens in tongen.
"Indien dan de gehele ecclesia samen zou komen, op dezelfde dag en allen spreken in talen, en er zouden gewone mensen binnen komen of ongelovigen, zullen zij niet verklaren dat jullie gek zijn?"
(1 Kor. 14:23;SW - zie ook vers 26 en 27)
Dit misbruik bracht de ongeredden er toe te denken dat de gelovigen gek waren. Ineens in talen spreken schiep alleen maar verwarring, herrie en beroering. God is niet Iemand van verwarring (vers 33).
Paulus legde regels neer voor de uitoefening van deze gave.
"Wanneer iemand spreekt in talen, dan twee of hooguit drie, en om de beurt, en één, laat hem vertalen! Maar indien er geen vertaler zou zijn, laat hem zwijgen in de ecclesia, maar laat hen tot zichzelf spreken en tot God! "
(1 Kor. 14:27,27;SW)
Spreken in talen moest op een bepaald moment gedaan worden, om beurten, en niet meer dan drie mensen tegelijk konden dit doen. Dit bracht een ordelijke manier van het gebruiken van de gave, zodat het maximum aan voordeel eruit gehaald kon worden. Een vertaler was absoluut nodig, omdat een vertaler de vreemde taal vertaalde in de eigen taal van de toehoorders. Indien er geen vertaler aanwezig was, moest er niet in talen gesproken worden. Paulus sloot dit hoofdstuk door te zeggen:
"Maar al het respectabele en ordelijke, laat het gebeuren!"
(1Kor. 14:40;SW)
De gelovigen spraken in tongen zonder een vertaler.
"Maar indien er geen vertaler zou zijn, laat hem zwijgen in de ecclesia, maar laat hen tot zichzelf spreken en tot God!"
(1 Kor. 14:28;SW)
Hun misbruik van tongen en interpretatie leidde tot het schrijven van dit vers. Het Griekse woord dat voor "interpretatie" wordt gebruikt betekent in wezen "vertalen." Degene die deze gave had, had de onmiddellijk mogelijkheid om te vertalen uit de gesproken taal naar de taal van hen die het hoorden. Indien iemand in talen wenste te spreken, maar er was niemand om het voor hem te vertalen, dan moest hij zwijgen.
Spreken in talen werd meestal door de vrouwen in de ecclesia gedaan. Het waren de mannen die de leiders van de ecclesia moesten zijn, niet de vrouwen. Daarom moest Paulus schrijven:
"De vrouwen in de ecclesias, laat ze zwijgen! Want het is haar niet toegestaan te spreken, maar laat ze onderschikt zijn, zoals ook de wet zegt. En als zij iets willen leren, laten ze in het huis de eigen mannen vragen, want het is lelijk voor een vrouw om te spreken in de ecclesia. "
(1 Kor. 14:34,35;SW)
Het leiderschap moest in de handen van de mannen zijn in de lokale bijeenkomsten. Dat is waarom er oudsten, bisschoppen en diakenen in de lokale ecclesia moesten zijn. De vrouwen die in talen spraken namen enkele aspecten weg van het leiderschap van de mannen. Spreken in tongen was zeer indrukwekkend en naar hen die het regelmatig beoefenden zou als leiders worden opgekeken. Dat was het gevaar dat gecorrigeerd moest worden.
Welk soort gevolgen werden door het misbruik van deze gave tot stand gebracht? Er zijn er vier. Waren het goede of slechte gevolgen?
- De gave van taken bracht geen begrip voort onder de ongelovigen.
- Spreken in tongen produceerde onmiddellijk verwarring.
- Ze weigerden Paulus' gezag te aanvaarden. "Indien iemand meent profeet te zijn of geestelijk, laat hem dan erkennen dat wat ik aan jullie schrijf een gebod van de Heer is"(1 Kor. 14:37;SW).*1)
- Door te weigeren Paulus' gezag te aanvaarden, bleven ze onwetend van de waarheid. "Indien iemand onwetend is, hij zal niet gekend worden!"(1Kor. 14:38;SW). *2)
Hoe lang zou deze gave van tongen duren? Het antwoord op deze vraag is te vinden in 1 Korinthe 13:8-11.
"De liefde verloopt nooit; of er nu profetieën zijn, zij zullen afgeschaft zijn, of er talen zijn, zij zullen ophouden, of kennis, die zal afgeschaft worden. Want wij kennen ten dele en wij profeteren ten dele. Maar wanneer de volwassenheid zal komen, zal wat ten dele is afgeschaft worden. Toen ik kind was sprak ik als kind, was ik gezind als kind, rekende ik als een kind. Nu ik man geworden ben heb ik wat van het kind was afgeschaft"
(1 Kor. 13:8-11;SW)
Deze rijke passage van Gods woord wordt gewoonlijk "Het liefdeshoofdstuk" genoemd, maar er veel meer dan dat in te vinden. Het leert duidelijk dat spreken in tongen slechts een tijdelijke gave was. In vers 8 worden drie gaven van de Geest genoemd: de gave van profetie, de gave van tongen en de gave van kennis.
Vers acht leert duidelijk dat alle drie gaven tijdelijk waren.
De Schrift stelt dat de gave van het spreken in tongen vanzelf zal ophouden. Het werkwoord staat in de "middle voice" - "van zichzelf." Deze gave zou op den duur vanzelf uitsterven. Er is geen Bijbelse aanwijzing dat ze teruggebracht zou worden om opnieuw door gelovigen gepraktiseerd te worden in onze bedeling van genade.
Het beëindigen van de gave van spreken in tongen vond plaats aan het einde van Handelingen 28. Dit hoofdstuk vertegenwoordigt een zeer belangrijke Bijbelse grenslijn in Gods handelen met het menselijk ras. Het was daar dat God tijdelijk Zijn plannen en doelstelling opschortte met de natie Israel (Hand. 28:25-28). Tongen waren tot "teken" (1 Kor. 14:22 en Markus 16:17), en de Joden vroegen om een "teken" (1 Kor. 1:22). Aangezien God nu niet bezig is met de natie Israel, is er geen behoefte aan "tekenen."
Vandaag hebben ontelbare mensen dezelfde houding die de Schriftgeleerden en Farizeeën hadden in de dagen van Jezus. We zouden ons het antwoord ter harte moeten nemen dat de Heer hen gaf in Mattheüs 12:38,39, toen zij Hem om een teken vroegen.
"Dan antwoorden Hem enige van de Schriftgeleerden en Farizeeën, zeggend: "Leraar! Wij willen een teken van U waarnemen!" Doch antwoordend zei Hij tot hen: "Een boos en overspelig geslacht zoekt naar een teken, en haar zal geen teken gegeven worden, anders dan het teken van Jona, de profeet."
(Matt. 12:38,39;SW)
Gelovigen moeten geen teken zoeken tijdens deze bedeling van genade.
De schrijfdatum van het boek Handelingen wordt over het algemeen gegeven rond 62 n. Chr. Dit tijdgedeelte wordt verder versterkt door de zinsnede "dat wat voltooid is" (vers 10), verwijzend naar de completering van het woord van God. Kort nadat de gave van het spreken in tongen uigestorven was, werd de Bijbel gecompleteerd door de apostel Paulus. Zijn laatste brief, 2 Timotheüs, werd geschreven rond 67 n.Chr., het woord van God compleet makend. Paulus schreef deze woorden in Kolossenzen 1:25: "om in jullie het woord van God te completeren". Het completeren van het woord van God is wat in 1 Korinthe 13:10 wordt bedoeld. "Maar wanneer de volwassenheid zal komen," verwijst naar de Schrift. 1 Korinthe 13:11 is de praktische toepassing van vers 8-10. Paulus stelde dat hij sprak als een kind toen hij een kind was. Dit Griekse woord voor "kind" wordt in 1 Korinthe 13:10 vertaald met "onvolwassnheid." De Korintische gelovigen zouden het verband opgemerkt moeten hebben door het gebruik van dit Griekse woord. Spreken in talen was verbonden met het zijn van een kind of onvolwassene, en ze zouden deze dingen moeten afschaffen wanneer ze opgegroeid zouden zijn als volgroeide volwassenen in de Heer. Net zoals de kindertijd een tijdelijk deel van het leven is, dienden ook de gaven van de Geest uitgeoefend te worden gedurende een tijdelijke tijdsperiode.
Overdenk 1 Korinthe 13:13.
"Maar nu blijven geloof, verwachting, liefde, maar van deze drie is de liefde de grootste"
Er is in dit vers iets weggelaten. Er is geen melding van de tekengaven. De enige dingen die vandaag bij God gelden zijn "geloof, verwachting en liefde."
Let alstublieft op het woordje "nu." Geloof, verwachting en liefde zijn NU belangrijke dingen!
1985
Noten.
*1) - Paulus schreef een aantal malen dat de boodschap die hij predikte ontvangen was van de verrezen Heer Galaten 1:11-12; Efeze 3:3; 2 Korinthe 12:1, 7).
*2) - Indien iemand niet instemde met Paulus en met hem wilde strijden, ging Paulus met hem niet het gevecht aan over de waarheid. Hij zou hem gewoon in zijn onwetende toestand laten. Deze onwetende toestand stamt af van een gesloten denken - een onleerbaar denken.