Zo'n dertig jaren geleden leidde God mij naar een klas van "Waarheidszoekers," van wie het enige doel was de Heilige Schrift te bestuderen en te proberen een waardering van Gods echte plan van redding voor de mensheid te verkrijgen. De meesten van ons waren grootgebracht in christelijke gezinnen die hun wortels hadden in vele van de populaire denominaties, en in veel gevallen moesten we enige van de leringen en interpretaties van de Bijbel terzijde leggen die door voorgaande generaties aan ons waren doorgegeven.
De zaak die mij het meest problemen opleverde was het kennelijke conflict tussen de leer van Petrus en de rest van de twaalf, en die van de bekeerde Saulus van Tarsus, die nooit Jezus in het vlees had gezien. Pas nadat we samen meer dan twee jaren gestudeerd hadden, kwam het bij mij op dat er twee onderscheiden evangeliën waren: die met betrekking tot het Koninkrijk, verkondigd door Jezus Zelf en door Zijn Joodse volgelingen, en het Paulinische evangelie. Het eerste evangelie was gebaseerd op redding door een combinatie van geloof en houden aan de wet; het laatste werd gekanaliseerd door alleen de genade van God. Dit onderscheid dat eindelijk bij me opkwam, stond toen (en staat nog steeds) als een van Gods grootste geschenken aan mij, en ik heb me, op mijn bescheiden wijze, ingespannen deze bewustwording aan zoveel mogelijk mensen door te geven.
Een van de facetten van dit "nieuwe" concept dat in het bijzonder mijn interesse aanwakkerde, was de band met het Heer zijn van Christus. Het heersend concept van Christus' Heer zijn verschilt verrassend met dat wat in Paulus' brieven wordt gepresenteerd. Het is deze zaak die ik in dit artikel zou willen bespreken.
Het is algemeen bekend dat de Schrift vaak spreekt van Gods verontwaardiging en van goddelijke wraak. Het zou dan ook normaal zijn als deze nadruk overgedragen zou worden in de vroeg-christelijke religie als een kern factor in de organisatie daarvan. Dit is tot op de dag van vandaag door gegaan.
Zo werd het aparte evangelie dat Paulus tijdens zijn leven aan Jood en heiden verkondigde (redding door de genade van een vriendelijke en liefdevolle God) buiten beeld gehouden. In Romeinen 1:18 en verder had Paulus gesproken van Gods verontwaardiging als een zaak die de grote noodzaak van het evangelie van genade tentoon spreidde. Maar de kerkleiding verbond het met het Heer zijn van Christus en maakte het tot een motiverend principe voor christelijk dienstbetoon. Op gelijke wijze verwees Paulus naar Gods wraak als bewijs dat gelovigen niet zouden proberen zichzelf te wreken op hun vijanden (Rom. 12:19), terwijl de kerktraditie het over het algemeen heeft gepresenteerd als een bedreiging van de gelovige om hem zo op het juiste pad te houden.
Onder het verdraaide evangelie (verg. Gal. 1:7) van redding gebaseerd op vrees en werken, moest men om Christen te worden deelnemen aan een ritueel, waarvan de eerste stap was Christus te erkennen als Heer en Redder, het belijden van zonden, bekeren en gedoopt worden. De tweede stap, om iemands uiteindelijke verlossing van toorn zeker te stellen, was het volgen in de voetstappen van de Redder, Zijn Heer zijn aanvaardend in het alledaagse leven. Want hoewel zonden uit het verleden waren weggewassen bij de doop, was het onontkoombaar dat de gelovige tijdens zijn leven meer zonden zou begaan, en ook al beleed hij die en bekeerde hij zich regelmatig, toch zouden er zonder twijfel een paar onvergeven zonden staan in het Boek des Levens, die God zou kunnen gebruiken op de oordeelsdag om hem tot een eeuwigheid in de hel te kunnen veroordelen. Niemand was ooit zeker dat hij gered was of niet, tot op die laatste dag, zodat iedereen een leven leefde van onzekerheid over zijn ultieme bestemming.
Het Paulinisch evangelie echter leert ons Christus te erkennen als onze Redder, de enig geboren Zoon van God, Hij Die Zichzelf ontledigde en de vorm van een mens aannam en drie en dertig jaren onder ons verbleef; Die vernederd werd en een genadeloze dood stierf op het kruis voor al onze zonden, Die opstond op de derde dag en nu zit aan de rechterhand van de Vader, wachtend op de tijd wanneer Hij in de lucht zal verschijnen en de "uitverkorenen" zal roepen om Hem daar te ontmoeten en altijd bij Hem te zijn. Onze redding is geheel en alleen gebaseerd op deze overtuiging, niet door welke werken dan ook die we doen of door welke wet dan ook die we moeten houden.
Deze voorzieningen, samengebald in het voltooide werk van Christus, doen de Heer zijn inzettingen te niet die door het traditionele Christendom worden voorgeschreven. Christus' Heer zijn wordt niet opgelegd om iemands kansen op redding te vergroten, het is veeleer gebaseerd op een redding die, ten behoeve van ons, al genadevol is verkregen.
Toch claimen zij die de twee evangeliën hebben vermengd, dat het redding-door-genade concept gelovigen aanzet de filosofie van "eet, drink en wees vrolijk" aan te hangen, omdat alles toch al door de genade van God is vergeven. Dit is de conclusie waarop velen gemakkelijk kunnen uitkomen, maar ik zou hen willen smeken verder te lezen.
Paulus' brief aan de Romeinen werd geschreven om de gelovigen van die dag, en ook ons, te brengen van een onvolwassen naar een meer volwassen begrip van Gods plan van redding. Het hele boek is in dit opzicht van onschatbare waarde. Een Joodse bekeerling zei eens tegen mij: "Hoe zou iemand Jood kunnen blijven nadat hij Romeinen heeft gelezen?"
Er is een deel in Romeinen dat direct gericht is op een volwassen (h)erkenning van Christus' Heer zijn. Het begint bij hoofdstuk 6, vers 1, waar Paulus vraagt:
"Wat zullen wij dan zeggen? Zullen wij blijven bij de zonde, opdat de genade zou toenemen?"
Met andere woorden, wij die tenslotte Christus hebben aanvaard als onze Heer en Redder, na een leven van zonde te hebben geleefd en nu wetend dat wij in Gods ogen gerechtvaardigd zijn, zouden wij dan volharden in onze zonden, wetend dat Gods genade onbeperkt is en wetend dat door Christus' offer allen gerechtvaardigd zijn in die daden die we gedaan hebben of in de toekomst nog zullen doen? Indien dat onze houding is zijn we ver van volwassenheid, zoals Paulus uitlegt in Romeinen 6:2-14.
"2 Moge het daar niet van komen! Wij, die stierven aan de zonde, hoe zullen wij daarin nog leven?
3 Of zijn jullie onwetend dat wij, die allen gedoopt zijn in Christus, gedoopt zijn in Zijn dood?
4 Wij dan werden tezamen begraven met Hem door de doop in de dood, zodat, zoals Christus werd opgewekt uit de doden door de heerlijkheid van de Vader, zo ook wij in nieuwheid van leven zouden wandelen.
5 Want indien wij samen-geplant zijn geworden in de gelijkenis van Zijn dood, dan zullen ook wij van de opstanding zijn,
6 dit wetend, dat onze oude mens medegekruisigd is, opdat het lichaam der zonde teniet gedaan zou worden en wij niet langer slaven van de zonde zouden zijn.
7 Want wie sterft is gerechtvaardigd geworden van de zonde.
8 Want als wij sterven met Christus, geloven wij ook dat wij samen met Hem zullen leven,
9 waargenomen hebbend dat Christus, opgewekt zijnde uit doden, niet meer stervend is. De dood heerst niet langer over Hem,
10 Die eens en voor altijd stierf aan de zonde, maar toch leeft; Hij leeft voor God.
11 Reken jullie dus dan wel dood voor de zonde, maar levend voor God in Christus Jezus.
12 Laat dan de zonde niet heersen in jullie sterfelijk lichaam, in het gehoorzamen aan haar lusten.
13 en presenteer niet jullie leden als wapentuig van de ongerechtigheid voor de zonde, maar presenteer jullie zelf voor God, alsof uit doden, maar nu levend, en presenteer jullie leden als wapentuig van de gerechtigheid voor God. ]
14 Want zonde zal niet over jullie heersen, want jullie zijn niet onder de wet, maar onder genade."
Vinden dat Christus onze Heer en Redder is, betekent dat wij er naar verlangen "de Heer waardig te wandelen, in alle dingen Hem behagend, in alle goede werk vruchtdragend, en opgroeiend in de bovenkennis van God"(Kol. 1:10;SW). Dit is een houding die we zeer gewillig aanvaarden, vanwege all de heerlijke zegeningen die Hij aan ons heeft toevertrouwd. Deze aanvaarding van Christus' Heer zijn komt niet voort uit vrees voor Zijn verontwaardiging, of uit het veroordeeld zijn tot een eeuwigheid in een hel. Het is de volwassen houding die voortkomt uit een waardering van het evangelie van genade.
Op het zelfde moment herkennen we dat we nog steeds onderschikt zijn aan menselijke zwakheden. En ook al zijn we sterk gemotiveerd door liefde, aanhankelijkheid en waardering voor Gods genade, we falen en geven ons van tijd tot tijd over aan zondige invloeden. Dit is de menselijke toestand en is voor iedereen waar, hoe we ook naar het evangelie kijken. De vraag is: Wat is het volwassen concept van Christus' Heer zijn dat God voor ons heeft voorzien in handelen met onze alledaagse zwakheid en zonden? Is het een Heer zijn dat gevestigd is op een bereikte redding, en is zo'n concept van Zijn Heer zijn een effectieve kracht in onze levens om vooruitgang te boeken in het omgaan met onze zwakheden?
Nogmaals Paulus, die zegt: "Word mijn navolgers, zoals ook ik van Christus"(1 Kor. 11:1;SW), leidt ons op het pad van de volwassenheid. Hij schrijft:
"Niet dat ik het al verkreeg, of dat ik al perfect gemaakt zou zijn, maar ik achtervolg het, als ik het ook maar mag grijpen, waartoe ik ook gegrepen werd door Christus Jezus.
13 Broeders! Ikzelf reken er niet op het te hebben gegrepen, maar één ding - het achter mij liggende vergetend, maar naar het vóór mij liggende uitgestrekt zijnde,
14 achtervolg ik, naar het doel, om de prijs van de hoge roeping van God in Christus Jezus.
15 Zovelen als dan volmaakt zijn, mogen wij zo gezind zijn, en indien jullie enigzins anders gezind zijn, ook dit zal God aan jullie openbaren.
16 Bovendien: in wat wij bereiken, op dezelfde wijze nemen wij de beginselen waar.
17 Word mijn imitatoren, broeders, en let op degenen die zo wandelen zoals jullie ons tot voorbeeld hebben,
18 want velen van wie ik vele malen tot jullie zei, maar nu zeg ik het ook klagend, wandelen als de vijanden van het kruis van Christus,
19 van wie het einde vernietiging is, van wie de god de buik is en de heerlijkheid in hun schande is, degenen die aards gezind zijn.
20 Want ons burgerschap behoort in de hemelen, waaruit ook wij de Redder verwachten, de Heer, Jezus Christus,
21 Die het lichaam van onze vernedering zal omvormen gelijkvormig aan het lichaam van Zijn heerlijkheid, naar de werking van Die Hem in staat stelt zelfs het al aan Zich te onderschikken"
(Filip. 3:12-21;SW)
Een andere behulpzame passage van Paulus over deze zaak luidt alsvolgt:
"13 met als doel dat wij alles zouden verkrijgen in de eenheid van het geloof en van de bovenkennis van de Zoon van God, tot een volgroeide man, tot een maat van gestalte van het complement van de Christus,
14 opdat wij niet meer minderjarigen zouden zijn, heen en weer slingerend en rondgedragen op iedere wind van leer, in de grilligheid van de mensen in hun sluwheid, tot de methodisering van de misleiding"
(Efe. 4:13,14;SW)
Terwijl we voortgaan de volwassenheid in Christus te grijpen, zouden we niet ontmoedigd worden door onze menselijke zwakheden en een schuldcomplex opbouwen. Onze koers in de Heer zou moeten zijn dat wij onze vergissingen erkennen en er echt spijt van hebben, terwijl we voortgaan God des te meer te prijzen voor Zijn genade en goedheid. De erkenning dat het dienen van de Heer Die onze vergissingen heeft afgehandeld aan het kruis, is echt een effectieve kracht bij het omgaan met onze huidige zwakheden. Ons doen wordt er een van het verheerlijken van God in alles waaraan we denken, doen of zeggen, omdat we weten dat wij in Zijn ogen vlekkeloos zijn, totaal gerechtvaardigd, en onze bestemming bij Hem is. Dat is volwassenheid in Christus.