Een reis naar en door de tweede dood
deel 15


door J. Philip Scranton



   

De zoektocht naar de tweede dood - deel 13


De punten van overeenkomst ontdekken in metaforen

De metafoor roept feitelijk om een vergelijking van gelijksoortige aspecten van de elementen van de metafoor. Het veronderstelt, zelfs niet voor een ogenblik, dat de twee identiek zijn. Bullinger verheldert verder: “De representatie waar in de figuur naar wordt verwezen zal niet aan de oppervlakte liggen, en zal al helemaal niet duidelijk zijn in de taal zelf. Het kan zitten in het gebruik van het ding dat het representeert, of in de effecten die het voortbrengt. In dit geval komt de metafoor vaak als een verrassing, door de ontdekking van een punt waarin twee kennelijk niet-verwante voorwerpen een punt hebben waarin zij echt overeenstemmen” (p. 736, Bullinger).

De sleutel tot het verstaan van de metafoor die de tweede dood definieert, is het ontdekken van welke aspecten van de voorwerpen gelijksoortig zijn. Hoe lijkt de Poel des Vuurs op de tweede dood? Op dit punt komt de lezer terug naar de letterlijke betekenis van zelfstandige naamwoorden, zelfs als ze figuurlijk worden gebruikt, om te komen tot een verstaan van de figuren als een geheel. In dit geval is het noodzakelijk om uit te zien naar het gemeenschappelijke dat door de drie dingen gedeeld wordt: de Poel, het vuur en de dood. De gedachten die opkomen wanneer we denken aan een poel zijn heel anders dan die welke met vuur zijn verbonden. Maar stel u een ogenblik voor dat vuur opgesloten zou kunnen worden in een meer of poel, zonder de eigenschappen er van te veranderen. Wat zijn de associaties of kenmerken van een Poel en van vuur die kunnen overblijven? Door poel en vuur te combineren worden veel natuurlijke gedachten onmiddellijk geëlimineerd. Iedere gedachte aan vis of boten of drinken of verfrissing wordt uitgeschakeld.

Maar andere gedachten blijven. Dingen kunnen in een vuur of in een meer of poel geplaatst of geworpen worden. En dit is een punt van instemming die door de context wordt vereist (Openb. 19:20; 20:14). Een meer of poel zou een plaats voor wassen of reinigen kunnen zijn en vuur is ook een middel voor reiniging. In de wet moesten gebruiksvoorwerpen met vuur gezuiverd worden, en die gebruiksvoorwerpen die vuur niet konden verdragen dienden met het zuiveringswater gereinigd te worden (Num. 31:20-23).

Waar dan is het gezamenlijke dat door de Poel en het vuur met de dood wordt gedeeld? Naar de dood wordt vaak verwezen als een vergaarbak voor de mensheid. De vertaling van sheol en hades als graf, en soms put, getuigt hiervan. Net als vuur is sheol nooit verzadigd of gevuld (Spreuk. 27:20; 30:16; Hab. 2:5). In een graf geplaatst of geworpen worden staat gelijk aan sterven. Deze gedachte houdt de gelijkheid in van de dood met poel en vuur.

De associatie van de dood met begraven draagt ook de gedachte aan reinigen met zich mee. Begraven staat toe dat de ontbinding voltooid kan worden zonder het land onrein te maken. Begraven brengt het verderf tot een einde. Zonder begraven is het land vervuild en zijn stank en ziekte algemeen aanwezig. Ieder contact met een dode, of zelfs met een bot van een dode maakte iemand onrein en vereiste speciale reiniging (Num. 19). De Mozaïsche wet vereiste zelfs het begraven van menselijk afval (Deut. 23:13), begraven tonend als middel voor reiniging of handhaven van reinheid. Voor zover het de wet betreft, is de dood het einde van zonde en haar onreinheid (Rom. 6:7).

En zo hebben vuur, poel en dood allen aspecten van overeenstemming als iets waarin dingen geplaatst of geworpen kunnen worden, en als iets dat eigenschappen van reiniging er mee associeerde. Maar de Schrift levert een precedent dat op deze overeenkomsten is gebouwd. Dat precedent is de doop. Er is de waterdoop, doop door vuur (figuurlijk) en begraven door de doop in de dood van Christus (Rom. 6:4, enz). Deze dopen zijn alle gerelateerd aan veranderingen in het leven die gekenmerkt worden door de dood van het vlees en haar verlangens, en een nieuwheid van leven dat gekenmerkt wordt door heiligheid en geestelijkheid.

Al deze dopen zijn verbonden met oordelen. Waterdoop was een figuurlijk oordeel over het leven van het vlees. Vuurdoop was een voorbereidend oordeel voor het koninkrijk. Als een begrafenis toont de doop identiteit met Christus in Zijn dood, die een oordeel was over het lichaam van vlees en voor zonde.

Deze kenmerken van de doop zijn wat zij, die voor de grote witte troon geoordeeld worden en de tweede dood in gaan, nodig hebben. Zij zullen opgewekt worden voor de openbaar wording en beoordeling van hun werken. Het oordelen van hun werken zal een bewustwording van de waarheid teweeg brengen. Dit is Gods wil (1 Tim. 2:4). En het gewenste resultaat van deze dingen is een vernieuwing van leven.

Indien de tegenwerping wordt ingebracht dat deze gedachten bestraffing uitwisselen tegen vernieuwing, denk er dan aan dat de tweede dood een oordeel van God is, en tot doel heeft alle dingen recht te zetten. Denk er ook aan dat de Schrift eerder bezig is dingen levendig uit te drukken dan overeen te komen met alle eigenaardigheden van de Engelse theologische etiquette. Handelingen 22:16 zegt: “Sta op, word gedoopt en was de zonden van je, Zijn naam aanroepend!” (SW). Een ieder die het kostbare bloed en het lijden van Christus prijst, zal zich bewust worden dat deze tekst niet leert dat wassen in water de schuld van zonden verwijdert, hoewel velen hebben onderwezen dat redding komt door de doop. De Schrift maakt gebruik van simpele, levendige beelden om diepe waarheid over te brengen. Deel van de terughouding om deze figuren te zien voor wat ze zijn, stamt uit de vooronderstelling dat de eerste dood de bestemming van de mens vastlegt. Velen weigeren te overwegen dat de Poel des Vuurs een voorbereiding voor iets anders zou kunnen zijn. Het wordt aangenomen dat het een uiteindelijke bestemming moet zijn. Er niet in slagen zich bewust te worden dat oordeel er is voor het doel van correctie, is ook een hindernis om Gods doel met de tweede dood te herkennen. Indien de boosaardigen boosaardig zouden blijven en eindeloos ongelovig, zou er geen doel zijn voor het grote witte troon oordeel. Waarom zouden zij gecorrigeerd moeten worden als zij en hun toestand niet veranderd worden? Tenzij de toestand van hen voor de grote witte troon niet verbeterd wordt, is deze grootse gebeurtenis in het verlossende doel van God zonder enig doel.

De Schrift houdt overeind dat God de controle heeft over alle dingen. Deze controle houdt ook de levensomstandigheden van de ongelovigen en boosaardigen in. Als oordeel er niet is voor hun correctie en verbetering, kan het alleen zijn om de toorn van God te bevredigen, Die uiteindelijk verantwoordelijk is voor alle aspecten van hun levens. De gedachte dat God zou oordelen en veroordelen, alleen om Zijn woede te uiten, en zonder Zijn schepselen enig voordeel te brengen, geeft een foute weergave van de God Die allen tot een bewustwording van de waarheid brengt. God heeft een uniek pad van ervaring gepland voor ieder individu, om te reizen naar het komen tot een bewustwording van de waarheid. Dit omvat zowel de ongelovige als hen aan wie geloof gegeven werd.

Delen en lotdelen

Mattheüs 24:45-51 en Lukas 12:41-46 zijn beide verbonden met het parabolische voorbeeld van trouwe en ontrouwe slaven. In beide passages wordt de ontrouwe slaaf afgesneden en een deel toegewezen te midden van de ontrouwen hypocrieten. Dit is in contrast met het gegeven worden van gezag over de huishouding. Het woord deel in deze passages draagt een negatieve betekenis met zich mee. In Openbaring 21:6-8 wordt hetzelfde contrast gemaakt. De overwinnaars genieten het lotdeel van het water des levens en zoonschap van God, terwijl de anderen hun deel hebben in de Poel des Vuurs, wat de tweede dood is. In beide gevallen wordt een verdeling gemaakt. Sommigen ontvangen een lotdeel, anderen hebben hun deel. Een lotdeel was een bezit, net als een lap grond, dat onderhouden moest worden, bewerkt en van genoten. Het was iets waarvan de bezitter van het lotdeel voordeel zou hebben. Het was duidelijk anders dan een deel. In de gelijkenissen moest het onaangename deel ervaren worden op het zelfde moment dat er van het lotdeel genoten kon worden. Ditzelfde is waar voor aionisch leven en de tweede dood.

Het bepalend lidwoord

Lazarus stierf twee maal, maar hij stierf niet de tweede dood. Hij stierf een tweede dood. Er zijn vier plaatsen waar de term, de tweede dood, voorkomt (Openb. 2.11; 20:6,14; 21:8). In elk van deze plaatsen maakt het bepalend lidwoord deel uit van de term. Het is de tweede dood, niet een tweede dood. Het bepalend lidwoord geeft aan dat iets anders is wanneer het gebruikt wordt met tweede. Indien het bepalend lidwoord zou ontbreken, zou het waarschijnlijker zijn dat de genoemde dood verstaan zou moeten worden als een herhaling of voortzetting van de eerste dood.

Christus bad in Gethsemanee een tweede maal” (Matt. 26:42). Het tweede gebed was in wezen hetzelfde als het eerste. Het verslag van Markus leest: “En opnieuw, weggaand, bad Hij, dezelfde woorden zeggend…” (Mark. 14:39;SW). In Handelingen 10:13-15 hoorde Petrus een tweede maal” een stem. Hier ligt de nadruk niet op de feitelijke gedachte aan de gesproken woorden, maar gewoon dat de stem die tot Petrus sprak, antwoordde op zijn reactie.

Maar in contrast sprak een man met twee zonen: “aan de tweede” (Matt. 21.30;SW), als onderscheiding van de eerste. Jozelf maakte aan zijn broers bekend: “bij de tweede maal” (Hand. 7:13), ter onderscheiding van de eerste maal dat hij hen zag. De aanwezigheid van het bepalend lidwoord veronderstelt dat de tweede dood er een is die onderscheiden is van de eerste. Zonder het lidwoord zou de mogelijkheid bestaan dat de tweede dood gewoon een andere dood van dezelfde soort zou kunnen zijn.

Buiten de stad
“En hij zegt tot mij: "Jij zou de woorden van de profetie van dit rolletje niet moeten verzegelen, want de tijd is nabij. Laat de beschadiger nog beschadigen en laat de vuile nog vuiler zijn en laat de rechtvaardige nog rechtvaardigheid doen en laat de heilige nog geheiligd worden!" "Zie, Ik kom snel en Mijn loon is met Mij, om een ieder te betalen zoals zijn werk is. Ik ben de Alfa en de Omega, de Eerste en de Laatste, het Begin en de Voleinding. Blij zijn zij die hun klederen uitspoelen, want ze zullen hun vergunning zijn tot de boom van het leven, en zij zullen door de poorten de stad binnengaan. Buiten zijn de honden en de tovenaars en de moordenaars en de afgodendienaars en een ieder die de leugen liefheeft en doet”
(Openb. 22:10-15;SW).

Er is wel voorgesteld dat deze opsomming van zondaren buiten de stad de stad voorstelt als een eenzaam eiland van rechtvaardigheid in een zee van zonde. De oplossing voor dit dilemma is te vinden in het Griekse woord exo, waarvan gezegd wordt dat het helemaal weglaten of buiten in een graf of begraafplaats betekent, en niet zozeer alleen buiten de stad. Dit inzicht komt door een verwarring van de toestanden in het visioen met de toestanden van de dag waarin Johannes leefde.

De afsluitende woorden van de Heer aan Johannes brengen hier een gevoel van spoed over. Johannes’ gehoor moest zich bewust zijn dat wanneer de gebeurtenissen van deze profetie zich beginnen af te spelen, ze zo snel zullen gebeuren dat niemand de gelegenheid zal vinden herstelwerk te doen of zich van voorbij gedrag te bekeren. De gebeurtenissen van de dag zullen hen weggrissen. Zij die leefden in Johannes’ dagen, of in welke dag dan ook, moesten hun kleding onmiddellijk wassen en een heilig leven leven. Alleen door dat te doen konden ze zeker zijn van toegang tot de stad.

Het Griekse woord exo wordt minstens 8 maal gebruikt om buiten aan te geven met verwijzing naar een stad (Mark. 1:45; 11:19; Luk. 4:29; Hand. 7:58; 14:19; 16:13; 21:5; Openb. 22:15). Zij die hun kleding niet wassen zijn buiten. Het buiten dat door de context wordt vereist is buiten het nieuwe Jeruzalem. De context leest: “… door de poorten de stad binnengaan. Buiten zijn de honden…” Indien zij die hun kleding niet wassen buiten het nieuwe Jeruzalem zijn, moeten zij tijdens de laatste aion op de aarde leven. Dit geeft aan dat de tweede dood als figuurlijk moet worden verstaan.

Zelfs als de honden, de tovenaars, de moordenaars enz. inderdaad buiten de stad zijn, is er geen reden om de stad te zien als een eenzame oase in een wildernis van verderf. Net zoals zij die de stad binnen gaan degenen zijn die in de dag van Johannes hun kleding wassen, zo worden ook in die dag van Johannes zij die buiten de stad zijn honden, tovenaars en moordenaars genoemd. Ten tijde van het nieuwe Jeruzalem zullen deze zondaren opgewekt zijn, geoordeeld en zeer op de hoogte gebracht zijn voor de grote witte troon. Bovendien zullen ze onder de heerschappij zijn van een herboren Israel. Het is ondenkbaar dat zulke dynamische en traumatische ervaringen als dood, opstanding, het grote witte troon oordeel, een nieuwe aarde, en heerschappij door een levend gemaakte goddelijke natie geen aanzienlijk effect zou hebben op het gedrag van een zondaar. Toegegeven, ze zijn nog steeds niet perfect gemaakt. Maar de mens zoekt de duisternis voor het verrichten van zijn boze daden, en het nieuwe Jeruzalem is een stralende stad van licht en heerlijkheid, waar de duisternis van de nacht nooit valt. Vanuit deze stad gaat het licht van waarheid uit dat de hele wereld zal verlichten en leiden. Verder staat geschreven dat “de natiën zullen bij haar licht wandelen”(Openb. 21:24;SW). Het laatste tijdperk is er een waarin duisternis zal afnemen terwijl licht voortdurend toeneemt.

Beschadigd door de tweede dood

De volgende zinsneden beschrijven de dood zoals die relateert aan de ervaring van de mensheid, en zij dienen als een voorbeeld voor het Bijbelse idioom: (1) “laat hem sterven tot de dood” (Matt. 15:4; Mark. 7:10); (2) “aangevend welke dood Hij op het punt stond te sterven” (Joh. 12:33; 18:32); (3) “haar kinderen zal Ik doden met de dood” ((Openb. 2:23;SW). In tegenstelling tot deze staat nergens geschreven dat iemand de tweede dood sterft of door de tweede dood gedood wordt. Maar in een passage waar zo’n zinsnede zeer wel gebruikt zou kunnen worden, wordt iets anders gebruikt: “Wie overwint zal niet beschadigd worden door de tweede dood” (Openb. 2:11;SW).

De passage leest niet: “Wie overwint zal de tweede dood niet sterven.” Ook staat er niet: “Wie overwint zal niet gedood worden door de tweede dood.” Maar indien de eerste en de tweede dood identiek zouden zijn, zou zo’n uitspraak zeer wel gebruikt kunnen worden.

Het woord beschadigen wordt in het Nieuwe Testament gebruikt met verwijzing naar zowel lichamelijke wonden (Hand. 7:24,26,27, enz.), als naar de schending van iemands rechten (Matt. 20:13; Hand. 25:10). Veronderstellen dat beschadigen doden of de dood veroorzaken betekent, is de betekenis van het woord ver buiten het bereik er van uitrekken. De meer aanvaardbare conclusie is dat de tweede dood figuurlijk is, terwijl de eerste dood letterlijk is.

Door naar deel 16 ...


Heeft u een woord gelezen waar u meer over wil lezen, vul het dan hieronder in.

   


© www.hetbestenieuws.nl