Veel Christenen nemen aan dat de Pinksterdag op de een of andere manier te maken heeft met het Lichaam van Christus. Zij denken dat het Lichaam van Christus op de Pinksterdag begon. Zonder ooit te stoppen om het waarom te bewijzen(1Thess. 5:21), gaan ze verder met het vestigen van hun leerstellingen over deze bedeling, met dit als hun sleutel. Velen van hen hebben nooit overdacht wat er nu precies op Pinksteren plaatsvond. Wat nu volgt is een lijst van 14 redenen waarom de kerk niet op Pinksteren kan zijn begonnen.
1. Er was al een "kerk" op de Pinksterdag(Hand. 2:41,47). Deze kerk was niet de kerk die Zijn Lichaam is(Efe. 1:22,23), omdat die verborgen was tot ze door Paulus werd onthuld (Efeze 3). Deze "kerk", waaraan de gelovigen van Pinksteren werden toegevoegd, was de koninkrijkskerk en was gegrondvest op de belijdenis van Petrus dat Jezus de Christus was (of Messias). Aan Petrus werden toen de sleutels van deze koninkrijkskerk gegeven en de macht om te "binden" en "lost te maken" (Matt. 16:15-20; verg. Joh. 20:23).
2. Petrus predikte op de Pinksterdag de "laatste dagen" van Israel en niet de eerste dagen van de kerk die Zijn Lichaam is (Hand. 2:16,17).
3. Er is in Handelingen 2 geen aanwijzing, of elders in de Schrift, dat het Lichaam van Christus gevormd werd of aanwezig is op de Pinksterdag.
4. Pinksteren was een Joodse feestdag, gegeven in de Wet van Mozes (Lev. 23; Deut. 16). In de bedeling van de genade van God is er geen houden van dagen, en er wordt over gesproken als "zwakke en armzalige elementen" en "dienstbaarheid" er aan(Gal. 4:9-11). Het is ondenkbaar dat de Heer met de kerk die Zijn Lichaam is zou beginnen op een feestdag, een feestdag die Hij had gegeven voor een andere bedeling.
5. Er was geen sprake van verwerping van de natie Israel op de Pinksterdag, wat nodig zou zijn voor de vestiging van het Lichaam van Christus (Rom. 11:11-15, 32). In tegendeel! De eerste echte aanbieding van het koninkrijk werd door Petrus gedaan tijdens Pinksteren. Het koninkrijk werd niet tijdens de Evangeliën aangeboden; er werd alleen van gezegd dat het "aanstaande" was. Het was feitelijk onmogelijk dat het werd aangeboden voordat het Nieuwe Testament (Nieuwe Verbond) werd gevestigd door de dood van Christus (Luc. 17:24,25; 24:26). Christus moest eerst geleden hebben en daarna zijn ingegaan in Zijn heerlijkheid (1Petr. 1:11).
6. Het Lichaam van Christus is een gezamenlijk lichaam van Joden en heidenen. Petrus sprak alleen Joden aan op de Pinksterdag. Let op de woorden "jullie mannen van Juda", "jullie mannen van Israel", "jullie", "jij", "jouw", "mannen en broeders" en het "huis van Israel", doorheen heel de passage (Hand. 2).
7. Deel van de Pinksterviering waren de twee beweegbroden van Leviticus 23. Dit wordt door velen gebruikt als een type van de "Joden en heidenen." Maar dit kan niet overeenkomen met de heldere leer van 1Korinthe 10:17, die laat zien dat het Lichaam van Christus één brood is. Deze twee broden zijn het huis van Israel en het huis van Juda.
8. Petrus predikte op de Pinksterdag de waterdoop als een vereiste voor redding (Hand. 2:38). Waterdoop heeft geen rol in de evangelieboodschap die aan Paulus was toevertrouwd voor het Lichaam van Christus (Efe. 4:5). De Here Jezus Christus had Paulus NIET gezonden om met water te dopen (1Kor. 1.17).
9. Op de Pinksterdag werd de belofte van de Vader aan de natie Israel vervuld. Dit was een geestelijke doop waarvan Christus de Doper was, en Israel was de gedoopte (Matt. 3:11,12; Hand. 1:5). Deze geestelijke doop is heel anders dan de doop van deze bedeling, waar de gelovige in feite in(lett, "naar binnen in") Christus wordt gedoopt. De Bijbelstudent zou moeten leren een onderscheid te maken waar God een onderscheid maakt. Er zijn twee verschillende geestelijke dopen: de ene is voor de koninkrijkskerk, de andere is voor de kerk die Zijn Lichaam is. De een is verbonden met tekenen, en de andere is dat niet (1Kor. 12:13; Rom. 6:3,4).
10. Pinksteren was een vervulling van een profetie (Hand. 2:16, 33), waarvan vele profeten al gesproken hadden (Hand. 3:24), terwijl het Lichaam van Christus een geheim was dat verborgen is geweest sinds de aionen (Kol. 1:24-26).
11. Was er al enige verandering van bedeling, de apostelen waren het zich in het geheel niet bewust, want zij bleven bij de tempel van Israel (Hand. 2:46; 3:1, 3, 8, 11; 5:20-21, 25, 42).
12. De twaalf apostelen en de koninkrijkskerk in Jeruzalem gingen ook door, doorheen het boek Handelingen, met het houden van de wet van Mozes (Hand. 21.20-25; 22:12). Deze wet is in Christus afgeschaft, voor Zijn Lichaam (Efe. 2.15).
13. De koninkrijkskerk, in overeenstemming met het koninkrijksonderwijs van Christus, verkocht zijn bezittingen en vestigden een gezamenlijk bezit (Hand. 2:44,45; 3:6; 4:32-35).
14. Petrus predikte in zijn boodschap op de Pinksterdag niet het evangelie van de genade van God, wat de heldere en onderscheidende boodschap van Paulus is, aan hem door onthulling gegeven (verg. Paulus' gebruik van "mijn evangelie" Rom. 2.16; 16:25; 2Tim. 2:8).
Sommigen willen aanvoeren dat God het Lichaam van Christus begon op de Pinksterdag, ondanks de verslagen die in Handelingen 2 worden gegeven, en stellen dat Petrus gewoonweg onwetend was dat het Lichaam gevormd zou worden. Dit is echter onjuist, want het verstand van Petrus werd geopend (Luc. 24:45), hij had de inwonende geest van God in zich (Joh. 20:22), de doop in (naar binnen in) Gods geest(Hand. 1:5), en de vulling met heilige geest (Hand. 2:4).
Nee, Petrus was niet onwetend. Hij was zich heel goed bewust van het programma dat Christus op de Pinksterdag aan het uitvoeren was, en hij had het bij het juiste einde.