Zullen miljarden mensen voor eeuwig verloren gaan?
---
Hoofdstuk 7
OPNIEUW DAT DAL

door J. van A.

   

We zoeken antwoord op de vraag of de Joden, die eeuwenlang hebben geleden onder vervolging en Christus niet hebben gekend, in de hel zijn terechtgekomen zonder enig uitzicht op bevrijding.

Nu kan ik verwijzen naar Romeinen 11:32, dat ons duidelijk maakt dat er van eindeloos pijnigen geen sprake zal zijn. Zo zullen ook de Joden, die hun verschrikkelijk levenseinde vonden in de handen van de vervolgers, eenmaal heil en heerlijkheid vinden bij God, die niet altoos blijft twisten en niet eeuwig de toorn behoudt. Daarover behoeft niemand in twijfel te zijn

Toch wil ik opnieuw de aandacht vestigen op het wondere visioen uit Ezechiël 37. Daar ziet de profeet in een dal een grote menigte van zeer dorre doodsbeenderen.

Niemand zal daarin toch het gestorven, maar gelovig Israel herkennen.

Het is een aangrijpend beeld van het volk Israel, ongelovig, onder het oordeel van de verharding (Romeinen 11:25) en in de dood weggevallen.

Zo te zien een situatie zonder enige hoop.

En het valt ons op, dat Ezechiël in vers 9 spreekt van gedoden.

En het kan toch niet anders, dan dat onze gedachten uitgaan naar de vele miljoenen Joden, die gehaat, vervolgd, opgejaagd en gedood werden alle eeuwen door. Ook die Poolse moeder, haar kindje en het Joodse kind, dat wachtte bij de trein en haar vader.

Behoren de Joodse vrouwen en hun kinderen, die opgesloten in een schuur levend werden verbrand ook niet bij die gedoden?

Opstanding!

Een situatie zonder hoop?

Die kent de bijbel niet.

Gods Woord zegt, dat er opstanding zal plaatsvinden: "zij gingen op hun voeten staan, een geweldig groot leger." (vers 10). En nu weet ik wel, dat er tal van pogingen zijn gedaan, om dit visioen zijn volle betekenis te ontnemen. En dan vooral omdat God niet alleen belooft de graven te openen, maar ook met deze belofte tot het volk komt:

"O, mijn volk, Ik zal mijn Geest in u geven. "
(vers 14)

Wat een verwachting! Laten we ons verheugen, dat het behoud van gans Israel niet beperkt is tot de laatste generatie en dat het waar is, dat allen, die door God onder ongehoorzaamheid besloten waren ontferming zullen vinden. (Romeinen 11:32)

"JERUZALEM, JERUZALEM..hoe dikwijls heb Ik u willen bijeen vergaderen… maar gij hebt niet gewild!"

Dit woord uit Matteüs 23:37 wordt altijd aangehaald, om aan te tonen, dat de wil van de mens de wil van God kan blokkeren.

Nu is inderdaad de mens met zijn willen tot veel in staat. De menselijke wil zonder meer gaat overigens altijd in tegen de wil van God, dat is elke bijbelonderzoeker duidelijk. Jeruzalem is daarop geen uitzondering. Er heerste in de stad een afkeer van het evangelie, dat de Here Jezus bracht. Dezelfde afkeer, waarvan we lezen in Hosea 14:5.

"Wij willen niet, dat deze koning over ons wordt." zeiden de burgers van de stad; ja, zij haatten Hem. (Lucas 19:14)

Maar wat staat God nu te doen met zulke burgers? Welke wil zal ook in dit geval triomferen, de wil van God of die van de afkerige mens?

Als we doorlezen in vers 38 en 39 van Matteüs 23, dan zien we dat God na het oordeel

"uw huis wordt aan u overgelaten, want Ik zeg u: gij zult Mij van nu aan niet zien" spreekt van een "totdat". Jeruzalem zal eenmaal van de afkeer zijn genezen en uitroepen: "Gezegend Hij, die komt in de naam des Heren!"

Was het zo, dat er uit het bovenstaande woord zou blijken, dat de wil van ons, mensen, de doorslag zou geven in de plannen van God, dan was er geen hoop voor Jeruzalem. Wanhoop zou Israel slechts resten.

Maar ook in deze woorden van oordeel van de Heiland klinkt er verwachting en hoop door. Dat is de hoop, die ook altijd weer in de woorden van de profeten is te beluisteren, ook als er zwaar oordeel werd aangekondigd.

En die hoop stelt niet teleur, immers Christus zelf is onze hoop.

Ik stelde gelovigen, die willen vasthouden aan de leer van de altijddurende straf voor ongelovige Joden in de hel, de vraag: "Hoe is nu het "eeuwig" lot van dat kind, haar vader, die Poolse moeder, haar baby en al die door de nazi’s opgejaagde Joden na hun vreselijke dood in de concentratiekampen?
Zullen zij in de hel branden in een vuur, dat nooit meer uitgaan zal? Zo vanuit de ene in de andere hel?"
En hoe verblijdend: nooit werd die vraag bevestigend beantwoord.


Naar hoofdstuk 8

Naar de indexpagina

   


© www.hetbestenieuws.nl