Zullen miljarden mensen voor eeuwig verloren gaan?
---
Hoofdstuk 46
EEN VERTEREND VUUR

door J. van A.

   

Als we ons bezighouden met het begrip vuur in de bijbel, dan denken we meestal het eerst aan het vuur van de hel, aan de poel van vuur of aan Sodom en Gomorra, die met vuur werden verbrand. En het verbaast ons, als we ontdekken, dat het woord vuur in het Woord veel meer spreekt van de Schepper en zijn goedheid dan van een verwoestende kracht tegen zijn vijanden.

Als het woord vuur wordt gebruikt om geestelijke zaken aan te duiden, heeft het meestal betrekking op God zelf. Al bij het sluiten van het verbond met Abraham merken we dat op (Genesis 15:17), bij de brandende braamstruik (Exodus 3:2-4), op de berg Sinaï (13:21) en in 1 Koningen 18:24 en 38 is het God, die antwoordt met vuur.

Zo zijn er talloze voorbeelden meer te noemen. Ik wil hier nog wat bijbelplaatsen aangeven: Exodus 12:8-10 / Leviticus 9:24 / Richteren 5:21 / 1 Koningen 18:38 / 1 Kronieken 21:26 / Daniël 7:9 / Jesaja 33:14 / Psalm 39:3 /Jeremia 20:9 / Handelingen 2:3 / Openbaring 1:14

Johannes de Doper kondigde aan, dat de Heiland zou komen en zou dopen met de Heilige Geest en met vuur. Op de pinksterdag waren er tongen als van vuur op de discipelen, die getuigden in de kracht van de Geest en drieduizend mensen kwamen tot geloof.

In Markus 9:49 zegt de Meester zelf:

"Want een ieder zal met vuur gezouten worden".

Hij zal aan geen ander vuur gedacht hebben, toen Hij zei in Lukas 12:49:

"Vuur ben Ik komen werpen op de aarde en hoezeer wenste Ik, dat het reeds ontstoken was".

Professor Ströter tekent bij deze woorden aan:

"Om dat vuur op aarde te werpen, was Hij gekomen, dat wil zeggen: door het vuur van zijn lijden zou een groter vuur worden ontstoken, dat de hele mensheid zou aangrijpen en haar zou maken tot een offer van een lieflijke reuk voor God, uit alle zelfzucht, uit vlees en zonde, door het gericht van een verterend vuur."
(dr. E.F. Ströter in "Het evangelie Gods")

Het verrast ons, als we ontdekken dat vuur zo’n belangrijke rol speelt in de bijbel. Maar het meest verrast het ons als we lezen in Hebreeën 12:29

"Want onze God is een verterend vuur."

En toch, als we de Schriften goed verstaan, kan het niet anders, dan dat het ons met grote vreugde vervult, als we deze woorden overdenken. Stellen we ons eens voor, dat God niet een verterend vuur zou zijn.

Dat zou betekenen, dat we tot in de eindeloosheid in een wereld zouden leven, waar de dood en de zonde zouden heersen.

God is liefde. God is een verterend vuur. We mogen daar niet van maken: God is liefde, maar Hij is ook een verterend vuur.

Als Hij in een oordeel van vuur alles verteert, wat zondig, smerig en ongerechtig is, dan handelt Hij als de liefdevolle God, die niet rusten zal, voordat heel zijn schepping verlost is van al die zonde, smerigheid en ongerechtigheid.

Dat betekent, dat het voor de mens, die wil vasthouden aan de vuilheid van de zonde en die het offer van Christus verwerpt, te vrezen is te vallen in de handen van de levende God. (Hebreeën 10:11)

Hij is immers die God, die oordeelt met eeuwig vuur, dat de zonde uitbrandt. En dat eeuwig vuur niet altijd blijft branden, hebben we behandeld in het hoofdstuk "Hoe lang brandt eeuwig vuur?"

Het vuur dat reinigt

Jaren geleden las ik in mijn bijbel een gedeelte, dat mij zeer verbaasde en ook wel in verwarring bracht. Het was de apostel Paulus, die in de eerste brief aan de Korintiërs schrijft, dat hij het fundament Jezus Christus heeft gelegd. (3:10)

Dan zegt hij, dat de gelovigen moeten toezien, wat zij op dat fundament bouwen.

Er kan gebouwd worden met goud, zilver en kostbare stenen. Maar ook met hout, hooi en stro.

"Ieders werk zal aan het licht komen. Want de dag zal het doen blijken, omdat hij met vuur verschijnt en hoe ieders werk is, dat zal het vuur uitmaken".
(:13)

Zij, die bouwden met goud, zilver of kostbare stenen – materialen, die het vuur doorstaan – zullen loon ontvangen. Maar gelovigen, die bouwden met materialen, die door het vuur verbranden, zullen schade lijden. Weliswaar zullen zij behouden worden, maar als door vuur heen.

Wat mij in verwarring bracht, was de gedachte, dat ook de gelovige nog te maken zal krijgen met vuur en op die dag nog schade zal kunnen lijden.

Hoe we het een en ander ook moeten verstaan, het is duidelijk dat het vuur ook hier een reinigende werking heeft. Alles, wat er in de gemeente van de Here Jezus gevonden wordt en wat in de ogen van God niet kan bestaan, wordt als het ware weggebrand door het vuur, waarvan we ook lezen in Openbaring 1:14

"en zijn ogen waren als een vuurvlam en zijn voeten waren als koperbrons, als in een oven gloeiend gemaakt."

Zoals ons beschreven wordt in dit hoofdstuk, verschijnt de Here Jezus, als Hij komt in heerlijkheid. Hij zal ons aanzien met ogen als een vuurvlam. En doelde Hij misschien daarop, toen Hij zei, dat ieder mens met vuur gezouten zal worden. Vuur van oordeel, maar ook van loutering en zout, dat bederf weert.

In Jesaja 4:4 (S.V.) lezen we:

"als de Heere zal afgewassen hebben de drek van de dochters van Sion en de bloedschulden van Jeruzalem zal verdreven hebben uit haar midden door de Geest van het oordeel en door de Geest der uitbranding."

De Geest van God wordt hier de Geest van de uitbranding genoemd. En als we de moeite nemen verder te lezen, dan leren we welke uitwerking die uitbranding heeft.

"En er zal een hut zijn tot een schaduw tegen de hitte van de dag en tot een schuilplaats en een toevlucht tegen stortbui en regen."
(vers 6)

De profeet met onreine lippen

Ook in Jesaja 6 zien we dat we blij mogen zijn met God, die een verterend vuur is. Als de profeet de Here zelf ziet op een hoge en verheven troon roept hij uit:

"Wee mij, ik ga ten onder, want ik ben een man, onrein van lippen en ik woon te midden van een volk, dat onrein van lippen is,- en mijn ogen hebben de Koning, de Here der heerlijkheid gezien!"

En om die onreinheid weg te nemen neemt een engel met een tang een gloeiende kool van het altaar en raakt daarmee de lippen van Jesaja aan en hij zei:

"Zie, deze heeft uw lippen aangeraakt; nu is uw ongerechtigheid geweken en uw zonde verzoend."

Altijd weer merken we op, dat in de bijbel het vuur een beeld is van het oordeel, dat te vrezen is, maar tegelijk het vuur van reiniging.

Terug naar Sodom en Gomorra

Beide door en door zondige steden, waarover we in vorige hoofdstukken schreven, lagen daar als open, stinkende wonden in het heilige land. Vuur daalt neer van de hemel en laat van deze steden wortel noch tak over. (2 Thess. 1:7-9)

Maar dat oordeel blijkt niet het laatste te zijn. Na het vuuroordeel brengt de genade van God de steden terug in hun vorige staat en worden ze als dochters aan Jeruzalem gegeven. Aan Jeruzalem, dat ook door het gericht van vuur heen zal gaan, waarna de Geest over de stad en haar inwoners zal worden uitgegoten.

Vreselijk is het te vallen in de handen van de levende God voor hem die de Zoon van God met voeten treedt en het bloed van het verbond, waardoor hij geheiligd was onrein geacht en de Geest der genade gesmaad heeft. (Hebreeën 10:29)

Maar diezelfde God geeft zijn genade de absolute eindoverwinning!!
(Jacobus 2:13)

Heeft u een woord gelezen waar u meer over wil lezen, vul het dan hieronder in.




Naar hoofdstuk 47

Naar de indexpagina

   


© www.hetbestenieuws.nl