En toch zijn er nogal wat gelovigen, die de grootste moeite hebben om te geloven dat het door één daad van gerechtigheid voor alle mensen tot rechtvaardiging ten leven komen zal. (Romeinen 5:18) En dat is niet verwonderlijk; traditie is zeer hardnekkig.
Als we bedenken, hoe moeizaam de gelovigen de leer loslieten en loslaten, dat de kerk de plaats van Israel had ingenomen en dat Israel een volk was zoals andere volken, zonder bijzondere beloften van God, dan moet het ons eigenlijk niet verbazen, dat de traditionele leer van de "eeuwige hellestraf een zeer hardnekkige is.
En uiteraard is Romeinen 5 een hoofdstuk, dat zeer bediscussieerd is.
Ik wil daarom bij dit zo belangrijke bijbelgedeelte nog een aantal opmerkingen maken.
Er zijn nogal wat uitleggers, die in de woorden van Paulus beluisteren, dat de Here Jezus inderdaad rechtvaardiging voor alle mensen tot stand heeft gebracht, maar dat het van de mens zelf afhangt, of hij daaraan ook werkelijk deel zal krijgen. Elk mens zou dan de mogelijkheid krijgen door het geloof die rechtvaardiging te ontvangen.
- God maakte het mogelijk voor alle mensen.
- De mens moet van die mogelijkheid gebruik maken.
- God geeft alle mensen de kans.
- De mens moet die kans grijpen.
- De mens moet toch de keuze maken.
Deze uitleg vindt men vooral in evangelische kringen.
De uitleg in de reformatorische kerken gaat ervan uit, dat het nooit de bedoeling van God is geweest alle mensen te redden. "Alle mensen" in Romeinen 5 zijn de mensen, die zijn uitverkoren voor het eeuwige leven. En de miljarden mensen, die niet bij de uitverkorenen behoren, zijn verworpen en komen terecht in de buitenste duisternis zonder hoop ooit bevrijd te worden. En God heeft die mensen al verworpen voordat Hij de wereld schiep.
Wat die eerste uitleg betreft kunnen we de vraag stellen, waar de bijbel zegt, dat alle mensen de mogelijkheid krijgen om de redding in Christus aan te grijpen.
We denken dan aan de grote meerderheid van de mensheid, die nooit het evangelie heeft vernomen. Hebben die vele miljarden de kans door God geboden kunnen grijpen? Hebben zij dan de zg. keuze kunnen maken? In de vierduizend jaar, die verliepen tussen de schepping en de geboorte van de Here Jezus, heeft God zich bijna uitsluitend met zijn boodschap van genade op Israel gericht. En je kunt toch niet zeggen, dat de miljarden buiten Israel een keuze konden maken om de God van Abraham, Izak en Jacob te dienen. En toch hoorden ook zij bij "alle mensen".
Na Christus zijn er meer dan tweeduizend jaar verlopen en ook in die vele jaren waren er miljarden mensen, die nooit voor die keuze zijn gesteld, omdat ze het evangelie nooit vernomen hebben. Laten we dat toch onder ogen zien, open en eerlijk.
Trouwens is het naar het Woord, als we zeggen, dat God mensen de kans geeft gered te worden? We komen daar in een later hoofdstuk uitvoerig op terug. Voorlopig volsta ik met te wijzen op Romeinen 9:11
">Het hangt dus niet af daarvan, of iemand wil, dan wel of iemand loopt, maar van God, die zich ontfermt."
Wat de tweede uitleg betreft, moeten we het volgende opmerken:
De bijbellezer kan er niet omheen, dat God van de gelovigen zegt, dat Hij hen in Christus heeft uitverkoren voor de grondlegging van de wereld. (Efeze 1:4)
Toch lezen we tegelijk in de bijbel, dat God niet alleen wil dat alle mensen behouden worden, maar dat Hij inderdaad ook de Behouder is van alle mensen.(1 Timoteüs 2:3 en 4:10)
Hoe zijn deze woorden te rijmen? Waar is de uitleg, die aan de vragen, die zich hier voordoen, antwoord geeft?
Als God nu alle mensen wil redden en Hij kiest maar een deel van de mensen uit om behouden te worden, werkt Hij zichzelf dan niet tegen?
Door de eeuwen heen hebben theologen gezocht naar de antwoorden en die niet gevonden. Is het wellicht omdat men bij voorbaat al uitging van de gedachte, dat God wel wil, dat alle mensen gered worden, maar dat Hij dat grote doel niet zal bereiken?
Ik ben opgevoed met de gedachte, dat God al voor de schepping van hemel en aarde een aantal mensen had uitgekozen om ooit in de hemel te komen. Zij, die niet waren uitgekozen, zouden belanden in het vuur van de "eeuwige" hel.
Om het ons duidelijk te maken gebruikte men het voorbeeld van de zes katjes, die op een boerderij geboren waren. Zes, dat was teveel. De boer heeft er toen drie uitgekozen, die in leven mochten blijven en de andere werden gedood. Zo zat het dan ongeveer met de uitverkiezing.
Later begreep ik uit de Schriften, dat er een ander voorbeeld te geven was. Zes jongens waren gaan zwemmen en door verraderlijke stromingen in levensgevaar geraakt. Gelukkig was er een voorbijganger, die drie van die jongens uit het water wist te halen. Maar hij liet het daar niet bij. Die drie geredden moesten daarna helpen om de andere drie van de verdrinkingsdood te redden.
Pas wanneer we zo over de uitverkiezing de bijbel lezen, wordt het ons duidelijk.
In deze tijd roept God een gemeente van uitverkoren mensen samen. Maar daarmee is zijn werk van redding niet beëindigd. Hij wil dat alle mensen worden gered. En om die redding tot stand te brengen, gebruikt Hij zijn gemeente. Dat is het geheim van de uitverkiezing!
Wij, als uitverkoren gemeente van Christus mogen deel nemen aan zijn reddingswerk, want alle mensen moeten en zullen behouden worden.
We hebben nu dus gezien hoe men in evangelische en kerkelijke kringen denkt Romeinen 5:12-20 te moeten uitleggen om te ontkomen aan de leer, dat God alle mensen genadig zal zijn. Ik heb daar een kort commentaar aan toegevoegd.
We moeten nu nog wat aantekeningen maken bij het betreffende hoofdstuk, opdat het voor ons zal vast staan, dat de grote eindoverwinning over satan en dood aan Christus zal zijn.