Zullen miljarden mensen voor eeuwig verloren gaan?
---
Hoofdstuk 29
MAAR ER ZIJN TOCH OOK UITZONDERINGEN?

door J. van A.

   

Jesaja profeteert over de toekomst met de volgende woorden:

"Hij zal op deze berg de sluier vernietigen, die alle natiën omsluiert en de bedekking, waarmee alle volken bedekt zijn. Hij zal voor eeuwig de dood vernietigen en de Here HERE zal de tranen van alle aangezichten afwissen."
(Jesaja 25:7,8)

Een prachtig bijbelwoord! En toch... als je dan doorleest in vers 10, dan is het alsof toch niet alle volken aan die heerlijkheid van de toekomst deel zullen hebben. God zegt daar dat Hij Moab op zijn plaats zal neerstampen, zoals stro wordt neergestampt in het water van een mestkuil.

Op het eerste gezicht ben je geneigd te denken, dat Jesaja eerst wat overdreef, toen hij profeteerde dat alle volken van de dood zouden worden bevrijd. Nee, toch niet alle volken; Moab hoort daar niet bij.

Moab en alle volken

Maar is dat ook zo? Heeft Jesaja het te mooi voorgesteld en moest hij daar dan in vers 10 op terugkomen?

Natuurlijk niet. Als we enigszins in de geschriften van de profeten thuis zijn, dan weten we, dat ze vaak het ene ogenblik spreken over vrede en heerlijkheid op de nieuwe aarde en het volgende ogenblik over oordeel, waarna ze soms in één adem door profeteren met woorden van genade en heil.

Een duidelijk voorbeeld vinden we in het boekje Hosea, waarin woorden van toorn en troost elkaar hoofdstuk na hoofdstuk afwisselen.

En dat is ook het geval in Jesaja 25. Het is niet zo, dat de profeet ons wil zeggen dat Moab de uitzondering is: een volk, dat nooit zal meemaken, dat de bedekking, die over dat volk ligt, zal worden weggenomen.

In Jeremia 48 is te lezen hoe God met de goddeloze Moabieten afrekent en dat liegt er niet om. Maar dan... in het laatste vers komt het woord van genade:

"Maar Ik zal in het lot van Moab een keer brengen in het laatst der dagen luidt het woord des Heren."

Ook Moab behoort bij alle volken, van wie alle tranen van de ogen zullen worden gewist.

De knie en de tong in Jesaja 45

"Voor Mij zal elke knie zich buigen en bij Mij zal elke tong zweren (....), maar beschaamd zullen staan allen, die tegen Hem in woede ontstoken zijn..."
(:23-25)

Hier weer dezelfde vraag: zal straks elke tong zich buigen, of toch niet?

We moeten heel in het bijzonder letten op het woordje "maar", dat hier de vertaling is van het Hebreeuwse woordje "en". Nu kan dat woordje met "maar" vertaald worden, namelijk wanneer het verband duidelijk maakt, dat er een tegenstelling is bedoeld. Maar uit niets blijkt, dat de profeet hier een tegenstelling bedoelt tussen mensen die hun knie voor God buigen en anderen, die dat niet doen: integendeel, elke knie zal buigen.

Omdat er hier geen sprake kan zijn van een tegenstelling moet het grondwoord "en" vertaald worden met ons woordje "en". Er zullen namelijk geen mensen zijn, die niet zullen knielen en belijden, dat er bij Hem alleen gerechtigheid en sterkte is. Was dat wel zo, dan zou het niet waar zijn dat elke knie voor Hem zal buigen en elke tong bij Hem zal zweren.

De schaamte

Zij die tegen God woeden, zullen beschaamd staan, zo lazen we. Zij, die zullen knielen en belijden zullen zich schamen om wat ze gedaan hebben. Die schaamte is o.a. een vrucht van het oordeel, als de vuilheid van de zonde aan het licht komt. Zij zullen terugzien op hun leven in zonde en zich zeer diep schamen. Van die schaamte wordt door de profeten veel gesproken.

Ezechiël zegt het op een drietal plaatsen zo:

"Gij zult van uzelf walgen om al de slechte daden, die gij bedreven hebt."

Dat is nogal wat!

We brengen hier niet een oppervlakkig "alles sal reg kom" – evangelie, zoals sommigen menen. Veeleer een evangelie, dat volle ernst maakt met de gruwelijkheid van de zonde, maar in de wetenschap, dat Hij, die de Overwinnaar is, straks bejubeld zal worden door allen, zonder uitzondering.

OF VALT HET IN DE HEL TOCH WEL MEE?

Al eerder dachten we al na over het merkwaardige feit, dat de meerderheid van de christenen wel gelooft in een nooit eindigende vuurstraf in de hel, maar dat er over het algemeen over wordt gezwegen.

De hel en al de ellende verbonden aan een verblijf daarin komen de laatste tientallen jaren in prediking en onderwijs steeds minder aan de orde.

Ook wordt er nauwelijks aandacht aan besteed in christelijke radio en t.v.- uitzendingen, waarin tal van geloofsonderwerpen worden behandeld.

Alleen in streng reformatorische kerken, die vroeger bekend stonden als zwarte kousen-kerken, wordt de boodschap van de eindeloze hellestraf nog onverbloemd gebracht. In de meer evangelische kerken en gemeenten zegt men in belijdenissen in die "eeuwige" straf te geloven, maar verder doet men er het zwijgen toe.

Toch moet dat ons niet al te zeer verbazen.

Het is toch moeilijk over te brengen aan ongelovigen dat ze de Here Jezus moeten aannemen en dat ze eindeloos in de hel zullen branden, als ze daartoe niet bereid zijn. Ik heb ook nog nooit op deze wijze in evangelisatie horen prediken.

De isoleercel

Een voorbeeld van de verlegenheid om de hel ter sprake te brengen vond ik in het boekje "Wat staat ons te wachten?" van M.R. van den Berg.

Op bladzij 60 schrijft hij:

"Bij de hel moeten we dus niet denken aan een plaats, waar echt vuur brandt en waar het letterlijk wemelt van de wormen. (…) Eigenlijk is de hel niets anders dan de uiterste consequentie van het zelf je leven willen maken, namelijk het volstrekt aan jezelf overgeleverd zijn. Het is het opgesloten zijn in een definitieve isoleercel, binnen de gecapitonneerde, geluiddichte wanden van je eigen bestaan, waar al je roepen en schreeuwen alleen maar door jezelf gehoord wordt en geen enkele respons meer kan krijgen."

Maar dat lost weinig op. Het mag dan waar zijn, dat dit beeld van de hel wat minder gruwelijk op ons overkomt dan de beelden van vuur, slagen en buitenste duisternis, waarvan we in de bijbel lezen, maar het brengt ons niet veel verder.

Een verblijf van enkele dagen in zo’n cel maakt iemand volkomen krankzinnig, zo vernam ik van iemand, die psychiatrie studeerde.

We doen er het beste aan, als we vasthouden aan de beelden, die ons worden aangereikt in de Schrift.Het Woord geeft ons namelijk duidelijk te verstaan, dat er geoordeeld en gestraft zal worden. Of die straf nu in de hel van de traditie of in die isoleercel zal worden voltrokken doet weinig ter zake Wel moet de vraag worden gesteld, wat het doel is van God met zijn strafgericht. En of er aan die straf ooit nog een einde komt?

Waar het om gaat

Ook heeft men geprobeerd de leer van de altijddurende hellestraf te verzachten door te beweren, dat het aantal verlorenen betrekkelijk onbetekenend zal zijn. Maar principieel gaat het er niet om of het er miljarden of miljoenen zullen zijn, maar of de straffen van God een einde kennen.

Bovendien, wat het aantal verlorenen betreft, spreekt de Here Jezus van velen.

Het was in de jaren dertig. In Duitsland hadden de nazi’s de macht overgenomen. In de straten van een Duitse stad had de S.A. een Joodse man gegrepen. Onder grote instemming van het publiek werd hij door een nazi met stokslagen onder handen genomen.

"Aufhören, aufhören!!" riep de Jood in wanhoop. Maar de S.A. ging door met slaan, tot het slachtoffer in elkaar zakte en werd weggesleept, waarschijnlijk naar een concentratiekamp, waar hij dan wel de dood zal hebben gevonden.

Hoe tragisch is het dat er zoveel christenen rondliepen en rondlopen met het idee, dat hun God nooit zal "aufhören" met de vele of weinige slagen in het oordeel.

En hoe verblijdend is het, als we ontdekken in de Schriften dat onze God niet altijd blijft twisten en niet eeuwig de toorn behoudt, omdat zijn toorn een ogenblik duurt en een leven lang zijn welbehagen. Als Hij bedroefd heeft, ontfermt Hij zich, immers niet van harte verdrukt en bedroeft Hij de mensenkinderen. (Psalm 30 en 103 en Klaagliederen 3:31-33)


Naar hoofdstuk 30

Naar de indexpagina

   


© www.hetbestenieuws.nl