Is het dan misschien zo, dat mensen, die tijdens hun leven niet met de blijde boodschap bereikt werden, na het oordeel toch genade ontvangen, maar dat de anderen, die de blijde boodschap wel hoorden, maar niet voor de Here Jezus kozen, in de ellende van de vuurhel zullen moeten blijven in nameloos lijden, miljarden na miljarden jaren, waarna er weer miljarden jaren zullen volgen?
Na jaren van bijbelonderzoek met betrekking tot de breedte van de verzoening; na tal van gesprekken met voor - en tegenstanders van de leer van de nooit eindigende martelingen in de hel ben ik blijven zitten met de volgende vraag:
Zijn er bijbelwoorden, die expliciet zeggen, dat God met die martelingen nooit zal ophouden?
Let wel: woorden, die onomwonden, uitdrukkelijk, ondubbelzinnig, zonder omwegen zeggen, dat mensen, die geboren zijn door de wil van God, de Schepper, tenslotte als waardeloos zullen worden weggeworpen in de hel, waar de smarten nooit zullen ophouden?
Ik heb die woorden niet kunnen vinden. Wel vond ik in de bijbel tientallen teksten, die spreken van Gods toorn, die wel een einde neemt. We zullen die in het laatste hoofdstuk behandelen.
En omdat de Schriften nergens in niet mis te verstane woorden aangeeft, dat de ongelovigen en ongehoorzamen zich na hun dood in de hel zullen bevinden zonder daar ooit aan te kunnen ontsnappen, wordt van de onderzoeker van het Woord niet gevraagd dat te geloven. Die gedachte mogen we verre van ons werpen.
De lezer, die het kan opbrengen dit boek verder door te nemen bij een open bijbel zal, meen ik in alle bescheidenheid, tot de volle overtuiging komen, dat de brandende toorn van de Here zich niet zal afwenden, totdat Hij de plannen van zijn hart heeft volvoerd. (Jeremia 30:24)
Daarom is het zo belangrijk de betekenis van het Griekse woord aioon te kennen.
Dat zal zeker niet zo zijn. Ik noem hier een aantal vragen, die in het gesprek over de breedte van de verzoening zeker beantwoord moeten worden:
De apostel Paulus schrijft in 2 Korinte 4:18
"Wij zien niet op het zichtbare, maar op het onzichtbare, want het zichtbare is tijdelijk, maar het onzichtbare is eeuwig."
Hier staat toch duidelijk de eeuwigheid in contrast met het tijdelijke? Inderdaad, je vraagt je af, hoe de apostel deze woorden kon neer schrijven, terwijl hij toch wist van eeuwen, die voorbij waren gegaan en die nog zouden komen.
Bedoelde hij hier zijn lezers duidelijk te maken, dat de eeuwigheid eindeloos lang duren zou?
Maar dan zou hij in dit woord ontkennen, wat hij in andere woorden als waarheid had verkondigd. Paulus in tegenspraak met zichzelf!
Om bovenstaande vraag te beantwoorden moeten we bedenken waarover Paulus sprak en om dat te weten moeten we de bijbel opslaan en met aandacht lezen, wat hij schrijft in 2 Korinte 4:16, 17 en 18.
We merken dan op, dat hij zich bezig houdt met dat wat hem in deze eeuw, in de zichtbare wereld overkomt.
We lezen van zijn uiterlijke mens, die vervalt en van de lichte last van de verdrukking van een ogenblik. Dat is dan het zichtbare, het tijdelijke!
Dan stelt hij daar tegenover het onzichtbare: zijn innerlijke mens, die vernieuwd wordt van dag tot dag en een alles verre te boven gaand eeuwig gewicht van heerlijkheid. Dat is het onzichtbare, het eeuwige! Dat heeft alles te maken met het eeuwige leven.
H
et probleem ontstaat door wat in de N.V. is vertaald met "tijdelijk" (Grieks "pro kairon"). In Matteüs 13:21 en Markus 4:17 wordt dezelfde uitdrukking vertaald met "van het ogenblik".
Die uitdrukking duidt niet op tijd in het algemeen, maar op een speciaal moment. Natuurlijk is tijd iets anders dan eeuwigheid. Maar om daaraan de conclusie te verbinden, dat er aan de eeuwigheid geen einde komt, terwijl de Schrift leert dat dat einde er wel zal zijn, is bijbels gezien onverantwoord.
De tegenstelling is niet: tijdelijk en oneindig, maar de lichte last der verdrukking in de korte tijd van dit aardse leven en de heerlijkheid in het Rijk van de Eeuwige.
Het is ons duidelijk geworden, dat eeuwig niet altijd of misschien nooit de betekenis heeft van een eindeloze tijd. Maar, zeggen sommigen, als de bijbel het meervoud hanteert en spreekt van eeuwen / eeuwigheden dan mogen we daaronder toch wel verstaan, dat daaraan nooit een einde komt?
Het Woord spreekt zestig keer van eeuwigheden of eeuwen, dat zijn dus de aionen. Maar dat sluit dan toch in ieder geval de mogelijkheid uit, dat er sprake van kan zijn, dat eeuwigheid / eeuw – dus in de enkelvoudige vorm - een altijddurende periode zou kunnen betekenen.
Hoeveel eeuwigheden kun je hebben? Strikt genomen maar één. Tenminste als je eeuwig de onbijbelse betekenis geeft van nooit eindigend. Na het oneindige kan er niets meer komen, ook niet een toekomende eeuw.
Het doet denken aan kinderen, die elkaar willen overbluffen. Zegt de een: "Ik heb er miljoen", zegt de ander: "Ik duizend miljoen". En dat gaat dan door tot er een er een einde aan denkt te kunnen maken door te zeggen: "Ik heb er ontelbaar". Dan is er toch altijd weer de ander die zegt er tien keer ontelbaar te hebben.
Een oneindige "eeuw" kan niet in het meervoud voorkomen. De bijbel spreekt vele malen van eeuwen, waaruit we mogen opmaken dat eeuwen eindig zijn.
Als er in het vervolg van deze bijbelstudies gesproken wordt van eeuw of eeuwen, dan moeten we wel bedenken, dat dat een vertaling is van het Hebreeuwse "olaam" of het Griekse "aioon".
Als we voor die vertaling het woord "eeuw" gebruiken, wat onze bijbelvertalingen meestal ook doen, dan wordt daar dus niet een tijd van precies honderd jaar bedoeld, maar een periode, waarvan God zelf het begin en einde bepaalt.
Wij spreken bijvoorbeeld ook over de "Gouden Eeuw" die ook niet precies honderd jaar duurde
Het is heel belangrijk daarop te letten om te voorkomen, dat we in een soort van spraakverwarring terechtkomen. Het lijkt wellicht ingewikkeld, maar als we ons houden aan het bovenstaande, dan wordt het ons volkomen duidelijk.
Naar hoofdstuk 21
Naar de indexpagina