Ik hoorde van een christen, die in opleiding was om het evangelie te prediken, dat hem werd gezegd, dat de beste voorbereiding voor een evangelisatietoespraak was zich voor te stellen, hoe verschrikkelijk de mensen in het niet te blussen vuur van de hel er aan toe waren. Hij nam die raad ter harte, totdat hij, verlangend te prediken zoals de apostelen dat deden, in de bijbel ontdekte, dat zij bij hun evangeliseren nooit de hel noemden.
Blijkbaar is dat bij veel gelovigen niet bekend. Een bekend bijbelleraar, J. I. Packer schrijft het volgende:
"In het Oude Testament worden hemel en hel grotendeels in bedekte termen weergegeven, maar Jezus en de apostelen gebruiken krachtige taal, wanneer ze erover spreken. Zo krachtig, dat wat zij over de hemel zeggen tranen van vreugde oproept, terwijl hun woorden over de hel iedereen met een normaal gevoelsleven de koude rillingen over de rug doen lopen…..Als ze (dat zijn dan Jezus én de apostelen) het over de hel hebben…"
(Fernando "Belangrijke vragen over de hel" pg.9)
Maar een klein onderzoek in de concordantie leert ons, dat alleen Jezus zelf en Jacobus (slechts één keer en dan duidelijk overdrachtelijk 3:6) de hel hebben genoemd. Minder dan tien keer slechts sprak de Heiland over de hel en we zullen onderzoeken, wat Hij daarmee bedoelde. Paulus, Johannes en Petrus hebben nooit over de hel gesproken of geschreven. Op de pinksterdag heeft Petrus in zijn evangelisatietoespraak niet één keer met de hel gedreigd en ook niet beloofd, dat Christus kwam om van die hel te redden.
Ik citeer nog eens Packer:
"Het Nieuwe Testament schildert de hel af als een plaats, waar men zich van zijn pijn bewust is, een pijn die te vergelijken is met die van vuur, waarin de veroordeelden beseffen (1) hoe weerzinwekkend en schuldig hun manier van leven op aarde was in de ogen van hun Schepper; (2) hoe terecht Gods straf was, toen Hij hen buitensloot van zijn aanwezigheid en vreugde; (3) hoe totaal ze nu alle blijheid en plezier verloren hebben en (4) hoe onveranderlijk hun toestand is."
("Belangrijke vragen over de hel." Fernando)
Packer beschrijft hier de hel en je vraagt je af hoe het kan zijn, dat de apostelen verzuimden die hel te noemen in hun toespraken en brieven. Die afschuwelijke toestand in de hel zou dan ook nog onveranderlijk zijn. Onderwees de Heer die onveranderlijkheid, als Hij over de hel, het knersen van de tanden, het vuur en de worm sprak?
We willen daarover duidelijkheid en onderzoeken daartoe het Woord, dat niet falen kan.
Het woord hel is een vertaling van het woord gehenna. Dat gehenna is het dal van Hinnom, dat bij Jeruzalem ligt en waarin het afval van de stad werd geworpen. Ook misdadigers, aan wie een begrafenis niet werd gegund, werden na hun terechtstelling in dat dal gedumpt. Geen bijbelgeleerde zal eraan twijfelen: Gehenna is het dal van Hinnom. Wel vraag je je af, waarom vertalers dat woord "Gehenna" hebben vertaald met "hel".
Immers als de bijbellezer hoort of leest van de hel, denkt hij meestal niet aan dat dal bij Jeruzalem. Gehenna is een naam, die een bepaalde plaats aanduidt. En omdat de vertalers ook plaatsnamen zoals Golgotha en de Jordaan niet vertaalden, had ook Gehenna beter onvertaald kunnen blijven.
Als je je afvraagt, waarom de apostelen nooit over de hel spraken of schreven, dan moet je bedenken, dat zij (en dan vooral Paulus) zich richtten tot de niet-Joden, die immers van een Gehenna bij Jeruzalem geen weet hadden.
Stel je toch voor, dat Paulus in Athene tot zijn hoorders had gezegd, dat ze eeuwig in Gehenna zouden branden, als ze niet tot geloof in de Here Jezus zouden komen. De Atheners zouden elkaar hebben aangekeken en hebben gezegd: "Waar praat die man over? Wat is toch dat Gehenna?"
De Joden evenwel kenden Gehenna als een plek bij Jeruzalem, waar ze niet graag in de buurt kwamen. Zij kenden hun profeten, die spraken van een Koninkrijk, waar gerechtigheid zou heersen, en waar ongehoorzamen gestraft zouden worden. Vandaar dat de Here Jezus enkele keren dreigend over die plaats kon spreken zonder dat Hij werd misverstaan. Immers Hij heeft toch zelf gezegd, dat Hij slechts gezonden was tot de verloren schapen van het huis van Israël en beval zijn discipelen niet af te wijken op een weg naar heidenen. (Matteüs 10:6 en 15:24)
Hoe kon Hij dat bevelen, als die heidenen na hun dood terecht zouden komen in de altijddurende rampzaligheid van dat Gehenna? Zouden die heidenen dan ook niet moeten worden gewaarschuwd voor die plaats van ellende?
Als je de betekenis van Gehenna/de hel uit het oog verliest en je geeft die plaats de betekenis, die de traditie eraan geeft, dan is het onmogelijk te verklaren, dat de apostelen de hel in toespraken en brieven nooit hebben genoemd!!
De meeste lezers van de Schrift hebben het idee, dat het woord “hel” vele keren in de bijbel genoemd wordt.
Ik citeer uit "Hemel of hel", een boekje onder redactie van drs. A.G.Knevel, een bijdrage van Dr. J. Hoek:
"Er staan in de evangeliën niet minder dan 75 uitspraken over de hel
en het eeuwige vuur opgetekend uit de mond van Jezus zelf".
(pag. 14)
Dan lezen we op pagina 33 in een bijdrage van Drs. G. van den Brink van datzelfde boekje, dat het opvallend is dat er verschillende Griekse woorden gebruikt worden, die niet allemaal naar dezelfde zaak verwijzen. Hij noemt dan als belangrijkste "hades" en "gehenna". Hij noemt het verwarrend dat sommige oudere vertalingen beide woorden met hel hebben vertaald.
Hij pleit ervoor "hades" te vertalen met "dodenrijk", zoals dat gebeurde in de Nieuwe Vertaling. "Gehenna" zou moeten worden vertaald met "hel".
Het blijkt, dat dr. Hoek zijn telling verrichtte aan de hand van de zg. Statenvertaling en zo tot de gedachte kwam, dat de Here Jezus 75 keer gesproken heeft over de hel en het eeuwige vuur, terwijl Hij in werkelijkheid nog geen tien keer de hel in zijn gesprekken en toespraken noemde.
Fernando, die een boek schreef, waarin hij er voor pleit heel nadrukkelijk de helse smarten te prediken, zegt het volgende:
"Vanwege de geschiedenis van deze plaats (bedoeld wordt: gehenna; de hel dus. Auteur) was zij dus heel geschikt om de naam te leveren voor de plaats van de eeuwige straf, die vaak omschreven wordt als een plaats waar martelende vuren branden."
("Belangrijke vragen over de hel")
Maar als dat waar zou zijn, dan zou de Heer toch tot zijn vrienden hebben gezegd, dat ze voortaan niet meer aan die vuilnisbelt zouden moeten denken, als Hij hel/gehenna zou noemen, maar aan de plaats, waar ongelovigen eindeloos zouden moeten lijden?
Waar heeft Christus die woorden dan gesproken? We vinden dat niet in de bijbel terug. Bovendien zouden dan ook de apostelen over dat gehenna/die hel hebben gesproken.
Wat heeft die vertaling van gehenna met het woord hel toch veel aangericht in het leven van mensen. Ik herinner me, dat we als kinderen op school en in de kerk zongen:
"Daar de angst der hel mij alle troost deed missen
Ik was benauwd, omringd door droefenissen"
Bang, doodsbang voor de hel, waarin je na je dood terecht zou kunnen komen en eindeloos lang zou branden.
We willen niet suggereren dat het oordeel van God over de zonde niet zoveel zou voorstellen. De apostelen hebben wat dat betreft ernstige waarschuwingen laten horen, maar de gedachte aan een hel, waarin zovele door God geschapen mensen eindeloos martelingen zullen ondergaan, was hen vreemd. We mogen die op bijbelse gronden loslaten, omdat die in de Schrift niet gevonden wordt.
Heeft u een woord gelezen waar u meer over wil lezen, vul het dan hieronder in.
Naar hoofdstuk 12
Naar de indexpagina